4hd 9/12: verwijzen

Welkom!
Pak alvast: leesboek en laptop
Laptops blijven dicht
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak alvast: leesboek en laptop
Laptops blijven dicht

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Lezen
Formuleren: verwijzen

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van de les...
... weet je hoe je verwijswoorden correct gebruikt.

Slide 3 - Diapositive

Verwijzen
Dik Trom was op één april aan Dik Troms laatste schooljaar begonnen en Jan Vos en Piet van Dril waren nog altijd Dik Troms beste vrienden. Eigenlijk waren, op een paar uitzonderingen na, alle mensen in het dorp Dik Troms vrienden, zowel grote als kleine, want iedereen mocht Dik Trom en Dik Trom mocht iedereen.
  • Antecedent = waarnaar verwezen kan worden

Slide 4 - Diapositive

Die/ deze/ dit/ dat
  • Het boek die ik jou geleend heb, wil ik graag weer terug.
  • De-woorden: verwijzen met die en deze
  • Het-woorden: verwijzen met dit en dat 

Slide 5 - Diapositive

Hen/ hun
  • Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel. 
  • Hun gebruik je als meewerkend voorwerp:
  • Merels broers wonen in Groningen. Een enkele keer bezoekt zij hen en brengt ze hun de groeten van thuis. Bovendien neemt ze dan echte Maastrichtse vlaai voor hen mee.

Slide 6 - Diapositive

Het verwijswoord wat
Met wat verwijs je naar 
  • dat en datgene
  • naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets en het enige)
  • naar een overtreffende trap (het beste)
  • naar een hele zin:
  • Hij kon niet op mijn verjaardag komen, wat ik jammer vond.

Slide 7 - Diapositive

Waarover/ over wie
  • Naar dieren en dingen verwijs je met daar / er / waar + voorzetsel (daarvan, waarover, erdoor); 
  • Naar personen verwijs je met voorzetsel + wie (door wie, van wie, over wie):
  • Het nieuwe boek van Hanna Bervoets waarover jij zo enthousiast was, is mij ook goed bevallen.
  • Rik, over wie ik laatst vertelde, heeft een kaartje gestuurd.

Slide 8 - Diapositive

Woordgeslacht bepaalt
  • De bibliotheek heeft vorige week al haar boeken opnieuw gekaft.
  • We hebben tijdelijk een stagiair voor kunst; die / hij legt veel beter uit dan onze docent.
  • Dit oude pand is door de tand des tijds aangevreten. Het heeft daardoor veel van zijn waarde verloren. 
  • De-woorden: mannelijk of vrouwelijk
  • Het-woorden: onzijdig
  • Maar! Soms lastig of onduidelijk

Slide 9 - Diapositive

Vrouwelijke woorden
  • Vrouwelijke personen en dieren: de secretaresse, de berin
  • De-woorden op de volgende uitgangen:
-heid (waarheid)                                                -nis (droefenis)
-ing (viering)                                                        -schap (vriendschap)
-st (vondst – ww-vorm + st)                         -te (verte)
-de (methode)                                                    -ie (televisie)
-ij (partij)                                                                -iek (fabriek)
-theek (mediatheek)                                         -teit (kwaliteit)
-tuur (cultuur)
  • Niet vast te stellen? Dan uitgaan van mannelijk

Slide 10 - Diapositive

Verwijzen naar collectieve en abstracte woorden 
  • Mannelijke en onzijdige collectieve woorden (zoals de raad, het bestuur, het kabinet) 
  • Abstracte woorden (zoals arbeid, dienst, tijd) 
  • Verwijzen met het of zijn
  • Het bestuur is naar huis gestuurd, omdat het er financieel een potje van maakte. (Correct, want onzijdig)

Slide 11 - Diapositive

Verwijzen naar bedrijfsnamen
Kern van het woord bepaalt 
  • Bijv. bijenkorf =  
  • Geen kern? Dan onzijdig 
  • Gebruik dan het lidwoord 'het' en het verwijswoord 'zijn'.
  • De Bijenkorf stopte met zijn bekende Drie Dwaze Dagen.
  • Pepsi weigert de geheime formule van zijn nieuwste smaak te onthullen.

Slide 12 - Diapositive

Verwijzen naar afkortingen 
  • Afkorting met 'het'? Dan verwijswoord 'zijn'. 
  • Afkorting met 'de'? Geslacht van het kernwoord bepaalt verwijswoord.
  • De ANWB heeft weer mooie reisaanbiedingen voor zijn leden.
    > De B staat voor bond (m)
  • De NCRV levert met haar programma een leuke bijdrage. 
    De V staat voor vereniging (v)

Slide 13 - Diapositive

Verwijzen naar landen, provincies, steden en clubs 
Onzijdig.
Je gebruikt dus de verwijswoorden het en zijn
  • Zeeland is trots op zijn prachtige stranden.

Slide 14 - Diapositive

Verwijzen naar verkleinwoorden 
Verkleinwoorden zijn het-woorden. 
Je gebruikt dus de verwijswoorden het en zijn.
  • Het eerste scootertje van mijn moeder heeft zijn beste tijd nu wel gehad.
  • Maar: Mijn nichtje heeft haar eerste schoolweek achter de rug.
  • Naar verkleinwoorden die een vrouwelijke persoon of een vrouwelijk dier aanduiden, verwijs je alsnog met de verwijswoorden ze en haar.

Slide 15 - Diapositive

Soms onduidelijk
'Brugse kletskoppen zijn razend populair en zijn daar dan ook bij veel bakkers te koop.'  
  • Het woord 'daar' verwijst naar ‘(in) Brugge’, maar dat antecedent staat niet in de zin. 
  • Fout: het antecedent ontbreekt.

Slide 16 - Diapositive

Soms onduidelijk
'Op de Veluwe leven veel wilde dieren. Daar hebben natuurbeschermers over de A1, de A28 en de A50 ecoducten gebouwd, zodat ze de snelwegen veilig kunnen oversteken.' 
  • Het woord 'ze' kan verwijzen naar ‘wilde dieren’, maar in theorie ook naar ‘natuurbeschermers’.
  • Fout: onduidelijkheid doordat er meer dan één antecedent mogelijk is. Hierdoor kan een zin dubbelzinnig worden.

Slide 17 - Diapositive

Soms onduidelijk
Afrikaanse wetenschappers doen al jaren onderzoek naar bijzondere soorten wormen. Recentelijk werden acht nieuwe soorten ontdekt in een zoutwatermeer. Het is verheugend dat dit onderzoek eindelijk resultaten heeft opgeleverd. In het meer werken ze namelijk onder zware omstandigheden.
  • Het woord ze verwijst naar ‘Afrikaanse wetenschappers’, maar dat antecedent staat erg ver weg.
  • Fout: het antecedent is onduidelijk doordat verwijswoord en antecedent ver uit elkaar staan. 

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
  • Oefenen met de opdrachten in de online methode
  • 5.1: herhalen verwijzen
  • 5.5: verwijzen
  • Evt. ook al oefenen met 5.3 zinnen begrenzen

Slide 19 - Diapositive

Even checken
Waarom klopt dit niet?
  • Mijn familie woont ver weg. Ik bezoek hun daarom niet vaak.
  • Spelletjes doen met vrienden is het leukste dat er is.
  • Mijn collega, waarover ik pas vertelde, is al 10 jaar in dienst.

Slide 20 - Diapositive

Vooruitblik
Morgen: 5.1 en 5.3 zinnen begrenzen

Slide 21 - Diapositive