V5 les 10 De mutatiebalans

Energierekening € 280 betaald

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 65 min

Éléments de cette leçon

Energierekening € 280 betaald

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Inkoop nieuwe voorraad voor € 300

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Afschrijving computers € 140

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Inkoopwaarde van de omzet deze maand: € 500


A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuwe inventaris van € 400 aangeschaft

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rentekosten zijn:
A
uitgaven die geen kosten zijn.
B
vervelend.
C
kosten die ook uitgaven zijn.
D
kosten die geen uitgave zijn.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat behoort tot de kosten maar niet tot de uitgaven?
A
De aanschaf van een nieuwe bedrijfsauto
B
Het betalen van de energierekening
C
Een privé-opname
D
De afschrijving op inventaris

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

af te dragen BTW:
A
kosten
B
uitgaven
C
uitgaven die geen kosten zijn.
D
kosten die geen uitgave zijn.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Factuur betaald van schoonmaakkosten van vorige maand
€ 300

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

aflossing van een lening:
A
kosten
B
uitgaven
C
kosten die geen uitgave zijn
D
uitgaven die geen kosten zijn.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik los een lening af met 1.000 Euro.
Hoe komt dit op de balans?
A
Niet
B
lening (rechts) - 1.000 Bank (links) - 1.000
C
Lening (rechts): -1.000 Eigen vermogen: +1.000

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik los een lening af met 1.000 Euro.
Hoe komt dit op de winst en verliesrekening?
A
Niet
B
lening (rechts) - 1.000 Bank (links) - 1.000
C
Lening (rechts): -1.000 Eigen vermogen: +1.000
D
kosten: -1.000

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik los een lening af met 1.000 Euro.
Hoe komt dit op de liquiditeitsrekening?
A
Niet
B
lening (rechts) - 1.000 Bank (links) - 1.000
C
Lening (rechts): -1.000 Eigen vermogen: +1.000
D
uitgaven: 1.000

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn bedrijf schrijft 5.000 Euro per jaar af op de bestelauto's. Hoe komt dit op de balans
A
Auto's: -5.000 Bank: -5.000
B
Auto's: -5.000 Eigen vermogen: -5.000
C
Afschrijvingskosten: 5.000
D
Niet

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn bedrijf schrijft 5.000 Euro per jaar af op de bestelauto's. Hoe komt dit op de Winst & Verliesrekening?
A
niet
B
Auto's: -5.000 Eigen vermogen: -5.000
C
Afschrijvingskosten: -5.000
D
Auto's: 5.000

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn bedrijf schrijft 5.000 Euro per jaar af op de bestelauto's. Hoe komt dit op de liquiditeitsrekening?
A
niet
B
Auto's: -5.000 Eigen vermogen: -5.000
C
Afschrijvingskosten: -5.000
D
Uitgaven: 5.000

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Overlopende posten staan op de balans bij
A
activa en vlottende activa
B
vlottende activa en liquide middelen
C
vlottende activa en kort vreemd vermogen
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De overlopende posten zijn een belangrijk aandachtspunt bij het opstellen van de eindbalans. Er zijn vier overlopende posten:
1. Vooruitontvangen bedragen
2. Nog te ontvangen bedragen
3. Vooruitbetaalde bedragen
4. Nog te betalen bedragen
Kies voor elke overlopende post de juiste zijde van de balans.
A
1 = credit, 2 = debet, 3 = credit, 4 = debet
B
1 = credit, 2 = debet, 3 = debet, 4 = credit
C
1 = debet, 2 = credit, 3 = debet, 4 = credit
D
1 = debet, 2 = credit, 3 = credit, 4 = debet

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de voorraad judopakken op de balans per 31 december 2021. (€ x.xxx,xx)

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de waarde van de balanspost Kas per 31 december 2021. (€ x.xxx,xx)

Slide 25 - Question ouverte

120 – 4.960 + 4.586 + 500 = € 246

Bereken de vooruitbetaalde huur voor 2022 op de balans per 31 december 2021. (€ x.xxx,xx)

Slide 26 - Question ouverte

8.549 – 7.500 – 600 = € 449