Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
SOCIALISEREN
Je mobiel--> mobiel tas
Je legt klaar:
-leesboek, laptop (dicht), lesboek.
Je neemt plaats.
Je tas is op de grond.
timer
5:00
Slide 1 - Diapositive
LESPROGRAMMA
1. Vlog/ Lezen in je leesboek
2. Uitleg H2 woordsoorten
3. Zelfstandig werken
3. Evaluatie
Slide 2 - Diapositive
# Selfie
Boektitel: # Selfie
Schrijver: Caya Cazemier
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
timer
10:00
Slide 5 - Diapositive
Boekpraat:
1. Wat is de titel van je boek?
2. Wie is de hoofdpersoon uit je boek?
(belangrijkste persoon
over wie het boek gaat)
Slide 6 - Diapositive
Lesdoel
Je leert over woordsoorten (TH).
Je leert over de het voorzetselvoorwerp (VWO).
Slide 7 - Diapositive
Uitleg woordsoorten
werkwoord: ww
lidwoord: lw
zelfstandig naamwoord: zn
bijvoeglijk naamwoord: bn
voorzetsel: vz
Voorbeeld?
Slide 8 - Diapositive
Zelfstandig werken
HOOFDSTUK 2 TAALVERZORGING
som/Nederlands/H2/Taalverzorging
Je maakt de opdrachten.
verleden tijd pv (BK/ blz. 76 + 77)
woordsoorten (KGT/TH boek blz. 56+57)
timer
20:00
Slide 9 - Diapositive
Uitleg voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben
een vast voorzetsel bij zich:
-rekenen op
-twijfelen aan
-uitzien naar
het voorzetselvoorwerp (vv).
Slide 10 - Diapositive
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Voorbeeld:
De scouts zien al weken uit naar het kampeerweekend in Drenthe.
wg = zien uit; vv = naar het kampeerweekend in Drenthe
Slide 11 - Diapositive
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Ook bij wederkerende werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp:
– De politici / zullen zich neerleggen / bij de uitslag van de verkiezingen.
wg = zullen zich neerleggen; vv = bij de uitslag van de verkiezingen
Slide 12 - Diapositive
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Het voorzetselvoorwerp kan voorkomen naast een lijdend voorwerp:
– De burgemeester / wijt / de dijkdoorbraak (lv) / aan slecht onderhoud (vv).
Slide 13 - Diapositive
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Ook zinnen met een naamwoordelijk gezegde bevatten soms een voorzetselvoorwerp. Het hoort dan vaak bij een bijvoeglijk naamwoord met een vast voorzetsel (benieuwd naar, blij met, trots op):
– Elias / was [erg blij] (ng) / met zijn baan als politieagent (vv).
Slide 14 - Diapositive
Zo vind je het voorzetselvoorwerp (vv).
1. Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde.
2. Kijk of er een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord is met een vast voorzetsel.
3. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.