2B. Ch2. All grammar

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Please put your book and Ipad (facedown) on your table

This lesson

- Study vocabulary

- Homework check

- Grammar chapter 2

 Past continuous /  Past continuous en past simple /  modals

Study vocabulary

Go to page 118-119

Nl-Eng & Eng-Nl

 Quizlet / Wrts / Write down the words 

Homework check

Basis: Do exercise 59, 60, 61ab, 63 on page 112-115

Kader: Do exercise 57, 58, 59, 60 on page 112-115

Study all vocabulary on page 119

De past continuous

Hoe maak je een past continuous?

1. was/were + ww + ing
2. ww + ing
3. am/are/is + ww + ing

Welke stelling is juist?

1. was gebruik je voor alle enkelvoud en were voor meervoud
2. were gebruik je voor alle enkelvoud en was voor meervoud
3. was gebruik je bij he/she/it bij de rest gebruik je were

Wanneer gebruik je de past continuous?

1. Een afgesloten activiteit in het verleden
2. Een activiteit in het heden
3. Activiteit die langer duurde in het verleden

He _____ (walk) in the park yesterday.

We _____ (work) in the factory.

Past continuous en past simple

Welke stelling is juist?

1. de past continuous is de onderbreking van de past simple
2. de past simple is de onderbreking van de past continuous

Wat is de onderbreking?
We were working when he came in

1. were working
2. came

Wat is de onderbreking?
When I opened the door, they were still partying.

1. opened
2. were still partying

My dad and I ____ (play) basketball when he _____ (slip).

1. were playing / slipped
2. was playing / slipped
3. played / were slipping
4. played / was slipping

I _____ (laugh) when I ____ (see) it actually hurt.

1. laughed / was seeing
2. laughed / were seeing
3. was laughing / saw
4. were laughing / saw

Modals

Een modal is.....?

1. een hoofdwerkwoord
2. een hulpwerkwoord

De modal have to betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

De modal should betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

De modal can/could betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

Welke modal?
People _____ drink water to stay alive.

Welke modal?
You _____ brush your teeth twice a day.

Welke modal?
You _____ pay by credit card here.

Do you understand the grammar from chapter 2?