1.3 Meten

1.3 Meten
1.3 Meten
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

1.3 Meten
1.3 Meten

Slide 1 - Diapositive

Bij practicum doen, maar ook bij het koken, meet je vaak hoeveelheden. Om pannenkoeken te bakken gebruik je onder andere 200 gram bloem, 250 milliliter melk en drie eieren.

Slide 2 - Diapositive

Waarmee meet je 200 gram bloem?

Slide 3 - Question ouverte

Waarmee meet je 250 milliliter melk?

Slide 4 - Question ouverte

Grootheden
Deze hoeveelheden meet je op verschillende manieren omdat het verschillende grootheden zijn. Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten. Elke grootheid heeft een symbool.

Slide 5 - Diapositive

Grootheden
Als je 200 gram bloem afmeet, meet je de grootheid massa (m). Massa geeft aan hoe zwaar iets is.
 

Als je 250 milliliter melk afmeet, meet je de grootheid volume (V). Volume is de hoeveelheid ruimte die een stof inneemt.

Als je drie eieren telt, meet je de grootheid aantal. Andere voorbeelden van grootheden zijn: temperatuur, lengte of afstand en tijdsduur.

Slide 6 - Diapositive

Meetinstrumenten en eenheden

De maat waarmee je een grootheid meet, heet de eenheid. Elke grootheid heeft een eenheid waarin deze grootheid wordt uitgedrukt. 

Hierover zijn internationale afspraken gemaakt en vastgelegd in het Système International (SI). 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Meetinstrumenten en eenheden

Grote of kleine getallen schrijf je soms op een andere manier. Zo wordt 1000 meter vaak geschreven als 1 kilometer. Het deel dat voor ‘meter’ staat is een voorvoegsel.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Meetinstrumenten kiezen
Als je gaat meten, is het belangrijk om het juiste meetinstrument te kiezen. Hierbij let je op drie dingen.
 

  • Hoe nauwkeurig wil je meten?
  • Hoe groot of klein wil je meten?
  • Wat zijn de praktische omstandigheden?


Slide 11 - Diapositive

Meetinstrumenten kiezen
Hoe nauwkeurig je kunt meten, hangt af van het schaaldeel op je meetinstrument. Een schaaldeel is de waarde tussen twee streepjes op de schaalverdeling. De kleinste afstand die je kunt meten met de liniaal in figuur is 1 mm. 

Slide 12 - Diapositive

Meetinstrumenten kiezen
Hoe groot of klein je kunt meten, hangt af van het meetbereik van je meetinstrument. Met een kookweegschaal kun je massa’s tot 3 kg wegen. Het meetbereik is dan 3 kg. Met een weegbrug voor vrachtauto’s kun je tot 40 000 kg wegen. Het meetbereik is dan 40 000 kg.

Slide 13 - Diapositive

onderdompelmethode

Slide 14 - Diapositive