2.3 Lichtbundels

Thema 2 licht
2.3 Lichtbundels

START!
Leg je boek + schrift open op blz. 48
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 2 licht
2.3 Lichtbundels

START!
Leg je boek + schrift open op blz. 48

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen en planning
Terugblik 2.2 (video) en huiswerk bespreken

Uitleg 2.3
  • Benoemen welke 3 soorten lichtbundels er zijn. 
  • Uitleggen wat een convergerende en een divergerende richting inhoudt. 

Opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Spiegel
  • Een spiegel weerkaatst de lichtstralen in één richting = spiegelende weerkaatsing 

Slide 4 - Diapositive

Spiegelbeeld tekenen:
  1. Het spiegelbeeld is even ver van de spiegel als het voorwerp.
  2. De hoek van inval is 
    even groot als de hoek
    van terugkaatsing

Slide 5 - Diapositive

Huiswerk 2.2
Opdracht 17-18

Slide 6 - Diapositive

2.3: Drie soorten lichtbundels
1. Divergente lichtbundels

  • De meeste lichtbronnen, lichtstralen gaan uit elkaar. 

  • Dit is een bundel die steeds groter wordt. 

  • Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.

Slide 7 - Diapositive

2. Evenwijdige lichtbundel
  • Een laser is een evenwijdige lichtbundel. 

  • Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner. 

  • Deze bundel houdt zijn energie lang vast. Hierdoor schijnt een laser heel ver.

Slide 8 - Diapositive

3. Convergente lichtbundel
  • Een bundel die steeds kleiner wordt. Lichtstralen komen steeds dichter bij elkaar.

  • De lichtbundel richt zich op een bepaald punt. Dit is het brandpunt. Als de lichtbundel na het brandpunt verder gaat wordt deze divergent. 

  • Een vergrootglas in de zon.

Slide 9 - Diapositive

Wat voor soort lichtbundel is dit?
A
Divergente lichtbundel
B
Evenwijdige lichtbundel
C
Convergente lichtbundel

Slide 10 - Quiz

Wat voor soort lichtbundel is dit?
A
Divergente lichtbundel
B
Evenwijdige lichtbundel
C
Convergente lichtbundel

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort lichtbundel is dit?
A
Divergente lichtbundel
B
Evenwijdige lichtbundel
C
Convergente lichtbundel

Slide 12 - Quiz

Aan de slag!
WAT?            Opdracht 25-26-27-30-31
HOE?            In het boek
HULP?         Steek je vinger op        
TIJD?           Eerst 5 minuten alleen, daarna samen
KLAAR?      Doorlezen 2.3: lenzen
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

2.3 Lenzen
Met lenzen kun je een lichtbundel veranderen.

Hoe?

Slide 14 - Diapositive

Leerdoelen en planning
Terugblik 2.3 en huiswerk bespreken

Uitleg 2.3
  • Je kunt uitleggen hoe holle en bolle lenzen werken
  • Je kunt de lenssterkte berekenen

Opdrachten maken

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk 2.3
Opdracht 27-30

Slide 16 - Diapositive

Soorten lenzen
Een bolle lens geef je aan met een +
Een holle lens geef je aan met een -

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Bolle lens

  • Een bolle lens (+) heeft een convergerende werking, dat betekend dat de lichtstralen na de lens naar elkaar toe gaan

Slide 19 - Diapositive

Holle lens

  • Een holle lens (-) heeft een divergerende werking, dat betekend dat de lichtstralen na de lens van elkaar af gaan. 

Slide 20 - Diapositive

Brandpunt van een lens
Een bolle lens: evenwijdige lichtstraal -> convergente lichtstraal.

De lichtstralen gaan door één punt: brandpunt.

De afstand van het midden van de lens tot het brandpunt is de brandpuntsafstand.


Slide 21 - Diapositive

Brandpuntsafstand (f)
Hoe sterker de lens (dus meer bol), hoe kleiner de brandpuntsaftand (f)
        p[;''''

Slide 22 - Diapositive

Lenssterkte (S) bolle lens
Wordt gemeten in dioptrie (dpt)

Slide 23 - Diapositive

Lenssterkte (S) holle lens
Brandpunt ligt voor de lens
Brandpuntafstand en sterkte zijn altijd negatief

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag!
WAT?            Opdracht 32-34-37
HOE?            In het boek
HULP?         Steek je vinger op        
TIJD?           Eerst 5 minuten alleen, daarna samen
KLAAR?      Opdracht 38
timer
5:00

Slide 25 - Diapositive