par. 1.2 Nigeria (olie-industrie: vloek of zegen?)

WELKOM!
Chromebook, leerboek op tafel. Tassen op de grond.
Start je CB vast op: ga naar LessonUp. 
Mobiel niet zichtbaar, tenzij je hem kwijt wilt :)
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

WELKOM!
Chromebook, leerboek op tafel. Tassen op de grond.
Start je CB vast op: ga naar LessonUp. 
Mobiel niet zichtbaar, tenzij je hem kwijt wilt :)

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Herhalen 1.1 (15 min)
  • Bespreken kaartopdracht Nigeria landschappen (10 min)
  • Uitleg 1.2 (30 min, inclusief filmpje + opdracht)
  • Uit het werkboek werken aan de opdrachten van 1.1 en 1.2 / inzien repetitie hoofdstuk 3

Slide 2 - Diapositive

Herhalen theorie

Slide 3 - Diapositive

In Nigeria zijn er vaak conflicten. Noem 2 oorzaken voor conflicten in Nigeria.

Slide 4 - Question ouverte

Welk politieke systeem heeft Nigeria?
A
Federatie
B
Centraal geregeerde staat

Slide 5 - Quiz

In welk deel van Nigeria is de bevolkingsdichtheid het grootst?
A
Noord
B
Oost
C
Zuid
D
West

Slide 6 - Quiz

waar in Nigeria is het BNP het hoogst
A
het zuiden
B
het noorden

Slide 7 - Quiz

Wat is de vuistregel voor een koud klimaat?

Slide 8 - Question ouverte

Welke letter hoort bij een droog klimaat?
A
E
B
C
C
B
D
A

Slide 9 - Quiz

Welke letter hoort bij het landklimaat?
A
E
B
D
C
A
D
C

Slide 10 - Quiz

Een A klimaat heeft als vuistregel:
A
Temperatuur komt niet onder de 18 graden
B
Tussen de 2000 en 2500 mm neerslag
C
In de zomer boven de 20 graden, in de winter onder de 10 graden
D
In de koudste maand onder de 18 maar boven de -3 graden

Slide 11 - Quiz

Het verschil tussen een C en een D klimaat is?
A
koudste maand in C-klimaat onder de -3, D-klimaat erboven
B
koudste maand in C-klimaat boven de -3, D-klimaat eronder

Slide 12 - Quiz

Toendraklimaat is?
A
EH
B
EF
C
ET

Slide 13 - Quiz

Savanneklimaat met een droge winter is?
A
Af
B
Aw
C
As

Slide 14 - Quiz

Welke kenmerken horen bij het Cf-klimaat?
A
Koele zomers, koude winters. Neerslag vooral in de winter.
B
Koele zomers, zachte winters. Neerslag in alle jaargetijden.
C
Warme zomers, koude winters. Neerslag in alle jaargetijden.
D
Warme zomers, zachte winters. Neerslag vooral in de zomer.

Slide 15 - Quiz

Koppel naam en grafiek. 
Tropisch regenwoudklimaat Af
Gematigd zeeklimaat Cf
Savanneklimaat As
Steppeklimaat BS
Landklimaat Df
Middellandse zeeklimaat Cs

Slide 16 - Question de remorquage

Tekst
Tekst
Af
Aw
As
Cf
Cs
BS
Df
ET

Slide 17 - Question de remorquage

Opdracht kaart Nigeria
Van de docent krijg je een blad met een lege kaart van Nigeria. 

In de kaart ga je aangeven:
  • In welk deel van Nigeria mongroven, tropisch regenwoud, savanne en steppe te vinden zijn. Geef grenzen aan! Gebruik TB, BB en internet.
  • Je beschrijft het landschap (soorten begroeiing), neerslag (wanneer, hoeveel?) en andere kenmerken die genoemd worden (BB96, 97 en 98).
  • Per landschapzone (regenwoud, savanne en steppe) beschrijf je de landbouwvorm en geef je aan of de opbrengsten hoog/laag zijn. 


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Tropisch
Savanne
Steppe
Woestijn

Slide 25 - Question de remorquage

Tropisch regenwoud
Savanne
Steppe
Woestijn

Slide 26 - Question de remorquage

Landbouw is in het noorden van Nigeria erg lastig. Geef hiervoor een natuurlijke verklaring.

Slide 27 - Question ouverte

Leerdoelen 1.2
  • Je kunt beschrijven wat het belang is van de olie-industrie in Nigeria voor het bnp, de export en de overheidsinkomsten.
  • Je kunt beschrijven wat de nadelen zijn van de olie-inkomsten voor Nigeria.
  • Je kunt beschrijven en verklaren waardoor er in Nigeria veel armoede is ondanks de aanwezige olie-industrie.
  • Je kent het verschil tussen import en export.
  • Je kunt beschrijven wat neokolonialisme betekent, en dat Nigeria hier mee te maken heeft.
  • Je kunt het verschil tussen sterke en zwakke staten beschrijven. 

Slide 28 - Diapositive

Olie in Nigeria
Olievelden in de Nigerdelta (Zuid-Nigeria).

Voor Nigeria een zeer belangrijke inkomstenbron:
  • investeren in onderwijs, infrastructuur etc.

Slide 29 - Diapositive

Afhankelijk van olie?
  • Ongeveer 90% van de export bestaat uit brandstoffen (waaronder olie). 
  • Ongeveer 10% van het BNP is afkomstig van de olieindustrie.
  • Met deze inkomsten investeert de overheid.

Nadelen van dit exportpakket?
Export = het verkopen van goederen en/of diensten aan het buitenland

Slide 30 - Diapositive

Neokolonialisme BB213
Gebruik de atlas, kaartblad 183.
  • Nigeria was een kolonie van welk land?
  • In welke periode is Nigeria onafhankelijk geworden?

Nigeria is een onafhankelijk land, maar het zijn wel de rijke landen die de grondstoffen exploiteren.
Koloniaal verleden - rijke industrielanden veroverden landen in o.a. Afrika voor grondstoffen.
Een kolonie leverde dus grondstoffen voor de groeiende industrie in de 19e en 20e eeuw.
Na WOII dekolonisatie, maar de ex-kolonies bleven grondstoffen leveren aan de rijke industrielanden.
Afhankelijkheidsrelatie = neokolonialisme. Neo betekent nieuw.
Arme landen blijven namelijk afhankelijk van de rijke landen als het gaat om export en import.

Slide 31 - Diapositive

V.S. importeerde minder olie uit Nigeria
  • V.S. jarenlang grootste importeur olie Nigeria


  • Tussen 2010 en 2015 V.S. zelf olie produceren.

  • Gevolg: meer olie op de markt -> lagere olieprijzen

Olieprijs stijgt?
  1. De olieprijs stijgt als er veel vraag is naar olie. Er is veel vraag als er economische groei is. Er worden dan meer producten geproduceerd, en hierbij is olie nodig.
  2. De olieprijs stijgt ook als het aanbod afneemt, dus als er minder olie gewonnen wordt door bijv. oorlog. Voorbeeld: Rusland en Oekraïne.
Olieprijs daalt?
  1. De olieprijs daalt wanneer de vraag naar olie afneemt. De vraag neemt af wanneer er een economische crisis is. Er wordt dan minder geproduceerd, dus is er minder olie nodig.
  2. De prijs daalt ook wanneer er meer olie gewonnen wordt dan dat er olie nodig is: aanbod is groter dan de vraag. De prijs daalt dan om vraag en aanbod in evenwicht te krijgen.

Slide 32 - Diapositive

Veel olie, toch armoede?
Bevolking profiteert niet van de olie-inkomsten:
  • Plaatselijke bevolking werkt er nauwelijks;
  • Geld gaat naar de oliebedrijven (Shell), de overheid en de elite (rijke, invloedrijke mensen);
  • Veel mensen werken in de landbouw en de overheid investeert hier niet in = geen vooruitgang, lage productie blijft;
  • Omgeving is sterk vervuild: landbouw en visserij nauwelijks mogelijk
    ;
  • Overheid moderniseert de industrie niet - veel werkloosheid = veel mensen werken in de informele (illegale) sector.
Corruptie (bestuurders zijn om te kopen)  geld verdwijnt in de zakken van rijke mensen en komt dus niet bij de bevolking.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Sterke of zwakke staat? BB248
Sterke staat:
  • bestuurlijk goed georganiseerd, gelijkheid, spelen een belangrijke rol in de wereld. 

Zwak (fragile state, GB55 264C) 
  • Verdeelde samenleving (rijk/arm) waarbij rijken (elite) de baas zijn;
  • Elite (rijken) zitten vaak in de regering
  • Onstabiel: veel onrust onder bevolking tussen verschillende groepen
  • Corruptie: omkoping, vriendjespolitiek (familie president in regering etc.)

Slide 35 - Diapositive

Is Nigeria een sterke of zwakke staat?
Gebruik de atlas. Noteer de onderwerpen van de kaarten (titels) in je schrift en geef per kaart aan of Nigeria daar goed of slecht op scoort.
  1. kaartblad 267, alle kaarten (alle onderwerpen)
  2. kaart 193H
  3. 258G
  4. 187D - vluchtelingen

Je doet deze opdracht in duo's - met je buur!

timer
8:00

Slide 36 - Diapositive

Vragen?
VRAGEN?

Slide 37 - Diapositive


Aan de slag!
Uit je werkboek, niet meer via de methodesite!

Par. 1.1: 1, 3 t/m 9
Par. 1.2: 1b, 2, 3, 5, 7 t/m 10 en 12

Slide 38 - Diapositive