Aanpak van een examentekst : Avies: laat kind met zakmes spelen.
Wat weet je over het examen Nederlands?
1 / 26
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wat weet je over het examen Nederlands?
Slide 1 - Carte mentale
Aanpak van een examentekst : Avies: laat kind met zakmes spelen.
Slide 2 - Diapositive
Waarom zou het advies gegeven worden om een kind met een zakmes te laten spelen?
Slide 3 - Question ouverte
Op welke manieren kan een tekst worden ingeleid? (m.a.w. wat gebeurt er in de inleiding van een tekst?)
Slide 4 - Question ouverte
Titel
Inleiding
Tussenkopje
Middenstuk
Slot
Slide 5 - Question de remorquage
Hoe noteer je het onderwerp van een tekst?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe citeer je een zin op het examen?
Slide 7 - Question ouverte
Bij een zinsgedeelte citeer ik ...
A
De hele zin van begin tot eind.
B
Het deel van de zin dat ik moet benoemen letterlijk
C
De hele zin zonder regelnummers
D
Letterlijk de hele zin
Slide 8 - Quiz
Een deelonderwerp is.....
A
een samenvatting van de tekst in een zin
B
het onderwerp van de hele tekst
C
het onderwerp in een bepaalde alinea
D
de boodschap die de schrijver probeert over te brengen
Slide 9 - Quiz
Sleep de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
timer
1:00
tekstdoel informeren
tekstdoel overtuigen
tekstdoel amuseren
tekstdoel overhalen
tekstdoel instrueren
een nieuwsbericht over een schietpartij
recensie over mijn gelezen boek
een strip in de Donald Duck
een advertentie voor de nieuwste iPhone
spelhandleiding van UNO
Slide 10 - Question de remorquage
De functie van een slot kan zijn:
Slide 11 - Question ouverte
Tekstverband = toelichting /uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
en
Slide 12 - Question de remorquage
Aan de slag
Je maakt de 11 examenvragen bij de tekst: Avies: laat je kind met zakmes spelen. Dit doe je alleen!!!!
De leerlingen ontvangen de tekst en de vragen bij de tekst.
timer
15:00
Slide 13 - Diapositive
De moeilijkste vraag vond ik..., omdat...
Slide 14 - Question ouverte
Hierna volgt een filmpje van Arnoud Kuijpers waarin hij de tekstvragen uitlegt bij de gemaakte examenvragen
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Hoeveel punten heb je behaald bij deze examentekst check?
Slide 19 - Sondage
Slide 20 - Diapositive
Wat zijn de twee belangrijkste doelen van deze tekst?
A
amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
amuseren en tot handelen aansporen
D
informeren en tot handelen aansporen
Slide 21 - Quiz
Wat is de belangrijkste functie van de afbeelding in deze advertentie
A
trekt de aandacht van de lezer
B
je hebt de afbeelding nodig om de advertentie te begrijpen
C
verduidelijkt de inhoud
D
voegt inhoudelijk iets nieuws toe aan de tekst
Slide 22 - Quiz
Welke bewering over het fluitsignaal op basis van de advertentie is waar?
A
Als je instapt na het fluitsignaal, gaan de deuren niet meer dicht.
B
In de tijd tussen het fluitsignaal en het dichtgaan van de deuren, mag je ook nog instappen.
C
Je moet voor het fluitsignaal instappen, want na het fluitsignaal gaan de deuren dicht.
D
Pas na het fluitsignaal mag je instappen, daarna gaan de deuren dicht
Slide 23 - Quiz
1. Een afbeelding in een advertentie kan verschillende functies hebben. Hieronder staan enkele mogelijke functies opgesomd. Geef bij elke uitspraak aan of de afbeelding in deze advertentie deze functie wel of niet heeft.
wel
niet
De afbeelding benadrukt dat het om een nieuw broodje gaat.
De afbeelding laat zien dat het broodje door het Wereld Natuur Fonds is gebakken.
De afbeelding laat zien dat met de Hollandse Panda een broodje bedoeld wordt.
De Oudhollandse tegeltjes in de afbeelding benadrukken dat het om een Nederlands product gaat.
Slide 24 - Question de remorquage
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsommend
tegenstellend
redengevend
concluderend
echter
maar
ook
namelijk
daarnaast
want
al met al
dus
Slide 25 - Question de remorquage
Ik kan benoemen wat kenmerken van examenteksten zijn en weet welke soorten examenvragen er voor het vak Nederlands zijn.