EXPO hoofdstuk 3 - 3.1 -3.4

• Kunst
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Toets: EXPO hoofdstuk 3

paragraaf 3.1 tot en met 3.4

Toets: woensdag 19 januari

lokaal 217, 10:50

Paragraaf 3.1: Voorstelling

Paragraaf 3.2: Vormgeving; Compositie

Paragraaf 3.3: Vormgeving; Kleur

Paragraaf 3.4: Vormgeving; Vorm, Textuur en Structuur

Let ook op onderstreepte begrippen 

(en zoek die op achter in je boek)

Het gebouw hiernaast heeft een...

1. Open Geometrische vorm
2. Gesloten Geometrische vorm
3. Open Organische vorm
4. Gesloten Organische vorm

Welke hiervan is geen secundaire kleur

1. 
2. 
3. 
4. 

WELK WOORD WEG
welk woord hoort niet in het rijtje thuis.

1. Complementair
2. Primair
3. Warm- Koud
4. Kleur Tegen Kleur

Welk contrast is NIET van toepassing op dit werk

1. Kleur tegen kleur contrast
2. Complementair kleurcontrast
3. Warm koud contrast
4. Licht donker contrast

Welk compositie is van toepassing op dit werk

1. Driehoekscompositie
2. Horizontaalcompositie
3. Symmetrische compositie
4. Overallcompositie

In deze afbeelding wordt gebruik gemaakt van

1. Overallcompositie
2. Optische Kleurmening
3. Enkel secundaire kleuren
4. Een kleurfamilie

In dit werk zie je zowel geometrische als ...... vormen

Hoe noem je het contrast wat ontstaat door zowel geometrische als organische vormen naast elkaar te gebruiken?

Judith met het hoofd van Holofernes

Cranach de Oudere +/- 1530

Welk van de onderstaande woorden past NIET bij dit werk

1. Figuratief
2. Stilleven
3. Vertellend
4. Geënsceneerd

Je kan het verschil tussen Judith en Salome zien aan de hand van de voorwerpen die ze bij zich hebben (zwaard= Judith)(dienblad= Salome) Hoe noem je zoiets?

Cranach de Oudere paste veel stofuitdrukking toe in zijn werken waarbij hij de ..... van de materialen zo echt mogelijk weergeeft.

Een schedel staat voor de onvermijdelijkheid van de dood. Hoe noem je dit?

1. Een Attribuut
2. Een Structuur
3. Een Genre
4. Een Symbool

Welk contrast zie je hier het meest nadrukkelijk

1. Complementair kleurcontrast
2. Vormcontrast
3. Warm-Koud contrast
4. Licht-Donker contrast

Welk genre is dit werk? Een ......

Dit werk heeft
een ..... compositie

Welke van de volgende termen is niet van toepassing op/in dit werk

1. Gestileerd
2. Naar de waarneming
3. Stofuitdrukking
4. Figuratief

Welke kleur is in dit werk het zuiverst?

1. zwart
2. groen
3. rood
4. blauw

Welke term is niet van toepassing op dit werk

1. Geabstraheerd
2. Vormcontrast
3. Optische kleurmening
4. Naar de Fantasie

Kies 1 detail van een voorstelling waarover jij kan uitleggen waarom de schilder dat toegepast heeft.

Kies uit: Vertellend, Houding, Gebaar, Uitdrukking,
Blikrichting, Attribuut, Symbool, Idealiseren