BSR 21/1 1tb Spelling laatste letter -d of -t

Open je boek alvast op blz 230-231.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

<- Maak de startopdracht.
§2 Laatste letter 
-d of -t?
Voordat we beginnen:
WELKOM
Schrijf drie zinnen, waarin minimaal twee hoofdletters voorkomen.
Zin 1 eindigt met een punt.
Zin 2 eindigt met een vraagteken.
Zin 3 eindigt met een uitroepteken!
timer
5:00
SPELLING
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open je boek alvast op blz 230-231.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

<- Maak de startopdracht.
§2 Laatste letter 
-d of -t?
Voordat we beginnen:
WELKOM
Schrijf drie zinnen, waarin minimaal twee hoofdletters voorkomen.
Zin 1 eindigt met een punt.
Zin 2 eindigt met een vraagteken.
Zin 3 eindigt met een uitroepteken!
timer
5:00
SPELLING

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

1. Starten met het laatste hoofdstuk van periode 1.
2. Een nieuwe werkwijze (digitaal).
3. Uitleg paragraaf 1.
4. Vooruitblik op de rest van het hoofdstuk.
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters?

Slide 5 - Carte mentale

Hoofdletters
  • Waarom gebruiken we eigenlijk hoofdletters?
  • In welke situaties gebruiken we  hoofdletters?

Slide 6 - Diapositive

Hoofdletters
  • Aan het begin van elke zin:
    In het najaar kleuren bladeren de straat oranje en geel.
  • Bij namen van mensen, dieren of dingen. Emiel, Bijlsmastraat, Leeuwarden, Mercedes. 
  • Bij woorden die van namen zijn afgeleid
Je schrijft hoofdletters:

Slide 7 - Diapositive

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Het maakt het lezen van een tekst makkelijker en je kunt het beter begrijpen. 

  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 8 - Diapositive

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 9 - Diapositive

Binnen de school
  • Schrijf zo veel mogelijk woorden in je schrift die officieel met een hoofdletter beginnen.
  • De woorden moeten in deze school aanwezig zijn. 
  • Denk aan mensen, dieren en dingen (vakken, objecten, namen).
Hoofdletters
timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 11 - Diapositive

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken:

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 12 - Diapositive

Verlengproef
Weet je niet of het met een -t of -d geschreven wordt?

Als het geen persoonsvorm is, doe je de verlengproef
Maak het woord langer

Slide 13 - Diapositive

Verlengproef

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk
Wat?
Cursus 7 Spelling paragraaf 2.
Maak opdracht 1 t/m 6 in je
online boek
.
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's en oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk verder aan paragraaf 3
(bijvoeglijk naamwoord) of maak opdracht 7.
timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

  • Je kunt hoofdletters in zinnen op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
Lesdoelen

Slide 16 - Diapositive

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
A
simon
B
zaterdag
C
winkel
D
rotterdam

Slide 17 - Quiz

''duitser raakt alles kwijt op festival, maar komt alsnog thuis.''

Welk woord krijgt een hoofdletter?


A
duitser
B
festival
C
alles
D
kwijt

Slide 18 - Quiz

Typ een zin waarin je minimaal drie hoofdletters (op de juiste manier) gebruikt.

Slide 19 - Question ouverte