Herhaling + 3.1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom

Leerlingen van 

G3 A en B.

Wat gaan we doen deze les?

• Opdracht
• Introductie paragraaf 3.1
• Herhaling vorige les
• Oefenopdrachten voor SO
• Quiz

Artikel

Opdracht

Jullie krijgen een grafiek met 3 vragen.

Beantwoord deze vragen individueel in je schrift.

Denken - delen - uitwisselen

Hoe? 3 minuten in stilte, hierna 3 minuten zachtjes overleggen.

Klaar? Kijk alvast in je boek naar paragraaf 3.1 en 3.2

Vragen

1. Wat voor gegevens en informatie hebben jullie gezien?

2. Waarvoor wordt dit in de economie gebruikt?

3. Wat denk je dat jullie met deze gegevens moet doen of kunnen voor de toets?

Het snijpunt van vraag en aanbod noem je:

1. optimaal
2. nulpunt
3. geen winst geen verlies
4. evenwicht

0

In de zomer is er meer behoeften aan ijsjes. Bij veel ...... naar ijsjes kan de producent de ........ verhogen

1. vraag, aanbod
2. vraag, prijs
3. aanbod, prijs
4. aanbod, vraag

Als de prijs van een laptop duurder wordt, dan zal de vraag...

1. toenemen
2. afnemen
3. gelijk blijven

Toetsinformatie

Volgende week SO paragraaf 2.1 + 2.2 (t/m opdracht 21)

Voor de toets heb je 25 minuten de tijd. Weging is 1.

Hoe kun je leren?

Kijk nogmaals naar de theorie, opdrachten en mijn powerpoints.

Relatief weinig risico

Relatief gemiddeld risico

Relatief veel risico

Sparen

Beleggen in obligaties

Beleggen in aandelen

Wat zijn kredietkosten?

1. de kosten van de rente
2. de kosten van een lening
3. de kosten die je betaalt voor een betaalrekening
4. rente kosten

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen. Hij heeft onvoldoende geld. Zijn vader heeft deze maand een geldtekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?

1. tijdelijk geldtekort en onverwachts dringend geld tekort
2. tijdelijk geldtekort en aanschaf gebruiksgoed
3. onverwachts dringend geldtekort en aanschaf gebruiksgoed
4. aanschaf gebruiksgoed en dringend geldtekort

Groeifactor = 1 + (rentepercentage : 100) 

Voorbeeld: Melissa heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 3% rente. Bereken de rente na 1 jaar en 3 jaar. 

Na 1 jaar: 1800 x 1,03

Alex heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 4,5% rente. Bereken het rentebedrag en spaarbedrag na 3 jaar. 

Enkelvoudige rente

I_ev = P X K X N

P = ?

K = ?

N = ?

Samengestelde rente

P = ?

K = ?

N = ?

Groeifactor = 1 + (rentepercentage : 100) 

Voorbeeld: Melissa heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 3% rente. Bereken de rente na 1 jaar en 3 jaar. 

Na 1 jaar: 1800 x 1,03

Alex heeft €1800 op een spaarrekening staan. De bank geeft 4,5% rente. Bereken het rentebedrag en spaarbedrag na 3 jaar. 

Enkelvoudige rente

I_ev = P X K X N

P = 4,5 : 100 = 0,045

K = 1800

N = 3

0,045 x 1800 x 3 = 243,00

Rentebedrag = 243,00

Na 3 jaar op spaarrekening: 

1800 + 243,00 = 2.043,00

Samengestelde rente

Oefensom kredietkosten

Je leent € 5.000 met een looptijd van 4 jaar en betaalt in maandtermijnen van € 120,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Je betaalt ...                                    =     € 
Geleend bedrag                           =     € 
                                                                     ----------   - 
Kredietkosten                               =      €    

Oefensom kredietkosten

Je leent € 5.000 met een looptijd van 4 jaar en betaalt in maandtermijnen van € 120,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Je betaalt ...  4 x 12 x 120          =     € 5.760
Geleend bedrag                           =     € 5.000
                                                                    ----------   - 
Kredietkosten                               =      €   760

Ga aan de slag!

Je gaat kiezen:

Individueel extra oefenen: blz. 58, 60 of 62 in je boek

Of klassikaal een opdracht/toetsstof bespreken/opnieuw maken

Tijd: Ongeveer 15-20 minuten

Vragen?

Zijn er nog vragen over de stof voor het SO?

• We gaan een kahoot spelen