Diagnostische toets formuleren

c
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

c

Slide 1 - Diapositive

Welke combinatie is goed?
A
de toernooi
B
die politiek
C
het reportage

Slide 2 - Quiz

Parijs is niet zo ver als / dan Marseille.
A
als
B
dan

Slide 3 - Quiz

Vind ji dat Ron beter kan koppen als / dan ik?
A
als
B
dan

Slide 4 - Quiz

De boer riep naar de koe dat ............
sneller moest lopen.
A
hij
B
het
C
zij
D
die

Slide 5 - Quiz

Onze auto kon niet verder rijden, ......
de benzinetank was helemaal leeg.
A
omdat
B
zodat
C
daarom
D
want

Slide 6 - Quiz

De club voor wie / waarvoor hij speelt, doet het erg goed.
A
voor wie
B
waarvoor

Slide 7 - Quiz

Feyenoord heeft met 3-0 gewonnen van Ajax ..... Willem 2 heeft met 1-1 gelijkgespeeld tegen PSV.
A
want
B
terwijl
C
en
D
omdat

Slide 8 - Quiz

Welke combinatie is goed?
A
die loting
B
deze interview
C
dat fractie

Slide 9 - Quiz

Volgens de verkopen is jou / jouw mobiel niets meer waard.
A
jou
B
kouw

Slide 10 - Quiz

De jongen met wie / waarmee ik meestal samenwerk is ziek.
A
met wie
B
waarmee

Slide 11 - Quiz

Waarom hebben wij meer uren wiskunde als / dan zij?
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Dinsdag is de enige dag op wie / waarop we kunnen trainen.
A
op wie
B
waarop

Slide 13 - Quiz

Misschien moet ik mij / mijn / me mond nu even houden.
A
mij
B
me
C
mijn

Slide 14 - Quiz

k heb die film al gezien en vond ......
erg goed.
A
het
B
hem
C
die
D
deze

Slide 15 - Quiz

Wendy is even druk als / dan haar broertje
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Welke combinatie is FOUT?


A
het reportage
B
dit interview
C
dat respect

Slide 17 - Quiz

De computer is kapot gegaan, ........
gelukkig doet de laptop het nog.
A
want
B
maar
C
terwijl
D
zodra

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste lidwoord of verwijswoord:
gerucht
A
de
B
die
C
deze
D
dat

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste lidwoord of verwijswoord:
beker
A
dit
B
dat
C
de
D
het

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste lidwoord of verwijswoord:
museum
A
de
B
het
C
deze
D
die

Slide 21 - Quiz

De Jong is een goede trainer, .....
ik veel respect heb.
A
op wie
B
voor wie
C
waarvoor
D
waarmee

Slide 22 - Quiz

Ik heb twee jassen, maar .....
heb ik het liefst aan.
A
dit
B
hem
C
haar
D
deze

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste lidwoord of verwijswoord:
fractie
A
het
B
dit
C
dat
D
die

Slide 24 - Quiz

Welke combinatie is FOUT?


A
deze beleid
B
dit interview
C
de politiek

Slide 25 - Quiz

Ik zoek een plank ......
je op hoge golven kunt surfen.
A
waarop
B
op wie
C
waarmee
D
met wie

Slide 26 - Quiz

Ons tweede team doet het beter.
....... staat nu tweede.
A
ze
B
het
C
hij

Slide 27 - Quiz

In noodgevallen kan ik altijd op jou / jouw rekenen.
A
jou
B
jouw

Slide 28 - Quiz

Het is mij / mijn opgevallen dat jij altijd blauwe kleren draagt.
A
mij
B
mijn

Slide 29 - Quiz


A

Slide 30 - Quiz


A

Slide 31 - Quiz


A

Slide 32 - Quiz


A

Slide 33 - Quiz


A

Slide 34 - Quiz


A

Slide 35 - Quiz


A

Slide 36 - Quiz


A

Slide 37 - Quiz


A

Slide 38 - Quiz


A

Slide 39 - Quiz


A

Slide 40 - Quiz


A

Slide 41 - Quiz


A

Slide 42 - Quiz