3.5 Afronden
1 / 23
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke waarde heeft het cijfer 2 in het getal 342619
A
2
B
200
C
2000
D
20000
Slide 2 - Quiz
+
-
x
:
som
verschil
product
quotiënt
Slide 3 - Question de remorquage
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 : 5 x 2
10 : 5 x 2
A
10 : 5
B
5 x 2
Slide 4 - Quiz
Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 - 5 + 2
10 - 5 + 2
A
10 - 5
B
5 + 2
Slide 5 - Quiz
Welke getal ligt er tussen 4,5 en 4,6
A
4,50
B
4,45
C
4,55
D
4,65
Slide 6 - Quiz
Zet de getallen van klein naar groot.
0,7
0,69
0,71
0,608
0,712
1
2
3
4
5
Slide 7 - Question de remorquage
Hoeveel decimale heeft het getal?
1
2
3
4
3,4
2,333
1,5590
0,20
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Rond af op 1 decimaal:
3,45
3,45
Slide 13 - Question ouverte
Rond af op 1 decimaal:
0,34
0,34
Slide 14 - Question ouverte
Rond af op 1 decimaal:
0,345
0,345
Slide 15 - Question ouverte
Rond af op 2 decimalen:
0,345
0,345
Slide 16 - Question ouverte
Rond af op 2 decimalen:
0,598
0,598
Slide 17 - Question ouverte
Rond af op 3 decimalen:
1,2333333
1,2333333
Slide 18 - Question ouverte
Rond af op 3 decimalen:
6,78940
6,78940
Slide 19 - Question ouverte
Rond af op 3 decimalen:
12,239876
12,239876
Slide 20 - Question ouverte
Wat betekent dit teken:
≈
A
is gelijk aan
B
is ongeveer gelijk aan
Slide 21 - Quiz
Ik snap hoe ik moet afronden!
A
Ja, helemaal
B
Ja, ik geloof het wel
C
Nog niet helemaal
D
Nog helemaal niet
