Functies naamvallen

Naamvallen
Vormen voor functies
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Naamvallen
Vormen voor functies

Slide 1 - Diapositive

Welke naamvallen bestaan er ook alweer?

Slide 2 - Carte mentale

Rex servo mandatum dat
De koning geeft de slaaf een opdracht.
servo =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 3 - Quiz

Rex servo mandatum dat
De koning geeft de slaaf een opdracht.
servo =
A
nominativus
B
accusativus
C
dativus
D
persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

Rex servo mandatum dat
De koning geeft de slaaf een opdracht.
mandatum =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 5 - Quiz

Rex servo mandatum dat
De koning geeft de slaaf een opdracht.
mandatum =
A
nominativus
B
accusativus
C
dativus
D
ablativus

Slide 6 - Quiz

Servi feminis aquam portant

servi =
A
nom.ev.
B
nom.mv.
C
acc.ev.
D
acc.mv.

Slide 7 - Quiz

Servi feminis aquam portant

feminis =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 8 - Quiz

Servi feminis aquam portant

feminis =
A
dativus enkelvoud
B
dativus meervoud

Slide 9 - Quiz

Servus uxori filios protegit

filios =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
middel waarmee (bijwoordelijke bep.)
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 10 - Quiz

Rex ad arborem venit

arborem =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
middel waarmee (bijwoordelijke bep.)
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 11 - Quiz

Rex ad arborem venit

arborem =
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 12 - Quiz

Servus gladio regem necant

gladio =
gladius
= zwaard
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
middel waarmee (bijwoordelijke bep.)
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 13 - Quiz

Femina filios aqua lavat

Femina =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
middel waarmee (bijwoordelijke bep.)
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 14 - Quiz

Femina filios aqua lavat

aqua =
Lavare
= wassen
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
middel waarmee (bijwoordelijke bep.)
D
aanvulling na voorzetsel

Slide 15 - Quiz

NL => Latijn
Hoe zou een Romein het zeggen?

Slide 16 - Diapositive

De moeders bewaken de zoons.
A
Mater filium protegit.
B
Matres filios protegunt.
C
Matres filii protegere.
D
Mater filius protegit.

Slide 17 - Quiz

De jongen drinkt water.
A
Puer aqua bibere.
B
Puerum aquam bibunt.
C
Puer aquam bibit.
D
Puero aqua bibit.

Slide 18 - Quiz

Vader overhandigt water aan moeder.
A
Mater patris aquam tradit.
B
Pater aqua mater tradere.
C
Pater matrem aquam tradunt.
D
Pater aquam matri tradit.

Slide 19 - Quiz