Efteling_Fictie sprookje_les 2

Sprookjes
Lesdoelen: 
1. Je weet wat de kenmerken van sprookjes zijn.
2. Je kunt een mini-sprookje schrijven. 

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Sprookjes
Lesdoelen: 
1. Je weet wat de kenmerken van sprookjes zijn.
2. Je kunt een mini-sprookje schrijven. 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat voor soort verhaal/film heb je net gezien?

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn de kenmerken van het verhaal?

Slide 5 - Carte mentale

Kenmerken sprookjes
- Beginnen vaak met "Er was eens...."
- Genre = volksverhaal: Een verhaal dat in eerste instantie mondeling werd verteld. Je leert vaak over verschillende culturen. 
- Spelen zich vaak af in een niet-bestaande omgeving. 
- Er gebeuren vaak magische dingen (tovenarij). 

- Er komen veel verschillende emoties in voor: haat, liefde, medelijden, jaloezie, angst, verdriet. 
- Er zit vaak een levensles in sprookjes (b.v. het is niet goed om bitter, jaloers te zijn) 
- Lopen altijd goed af. Het kwade overwint van het goede. 


Slide 6 - Diapositive

Welke sprookjes ken je al?

Slide 7 - Carte mentale

Welke schrijvers van sprookjes ken je al?

Slide 8 - Carte mentale

Sprookjessprokkelaar
Eén van de oudste bewoners van het Sprookjesbos. Hij plukt zijn verhalen uit de takken en twijgjes in het bos en zorgt er zo voor dat iedereen nog lang en gelukkig kan lezen. 

Slide 9 - Diapositive

Opdracht: zin-voor-zin een sprookje bij elkaar 'sprokkelen'.
Je werkt 20 minuten. 
Dit doe je in een tweetal.



Per tweetal schrijf je een kladversie.
Op papier of in Word.  

Spreek af wie begint met de eerste zin. Schrijf om de beurt een zin!          Je gaat verder waar je klasgenoot is gebleven. 

Kijk in de opdracht waar je sprookje aan moet voldoen. 


timer
20:00

Slide 10 - Diapositive

Met welke zin begint een sprookje vaak?
A
Er was eens...
B
Honderd jaar geleden...
C
In het begin...

Slide 11 - Quiz

Hoe eindigt een sprookje meestal?
A
En ze waren heel blij ...
B
En ze leefden nog lang en gelukkig...
C
En hier eindigt het ...

Slide 12 - Quiz

Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

De kracht van sprookjes is: Zelfs al ben je klein, als je slim en dapper bent, kun je het slechte overwinnen en een goed leven krijgen voor jezelf.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)
A
Het zijn hele oude volksverhalen
B
Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
C
Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
D
Ze komen uit geschiedenisboeken

Slide 15 - Quiz

Wat vind jij? Welk groepje heeft het beste sprookje?

Slide 16 - Question ouverte

Welke kenmerken horen bij een sprookje? Schrijf er zoveel mogelijk op.

Slide 17 - Question ouverte

Wat ging er goed deze les?

Slide 18 - Question ouverte

Wat wil je de volgende les anders doen?

Slide 19 - Question ouverte

Voor volgende les:
  1. Leer de kenmerken van een sprookje.

Slide 20 - Diapositive