spreekvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Maandag 19 maart

Nodig:

Chromebook Lesson up

Lesboek blz. 135

Schrift

Wat gaan we doen?

Doel van de les: het stellen van verschillende soorten vragen, het herkennen van open en gesloten vragen, het leren om door te vragen.

Noem twee volgens jou belangrijke kenmerken van een interview.

Interview

Een goede manier om ergens achter te komen is vragen      stellen.

In een interview stelt één persoon vragen en de ander geeft antwoord.

Goede voorbereiding is vereist.

Gesloten vragen

Op een gesloten vraag kan iemand alleen met ja of nee antwoorden.

De vraag begint met een werkwoord.

Bijvoorbeeld: Heb je een hobby?

Open vragen

Op een open vraag kan iemand uitgebreid antwoord geven. De vraag begint met een vraagwoord. Bijvoorbeeld: Waarom kan jullie club niet zonder vrijwilligers?

Je kunt vragen stellen om feiten te weten te komen. Bijvoorbeeld:

– Wanneer bent u begonnen met het helpen in de voetbalkantine? 

Je kunt ook vragen stellen om iemands mening te horen.

-Welk tv-programma vind jij het leukst?

Opdracht 2 boek blz. 135

Noteer van de vragen a t/m f of het om een open vraag gaat of om een gesloten vraag.

Nieuwsuur

1. Welke vraag werd er aan Jannik gesteld?
2. Welke vraag werd er aan Jorja gesteld?
3. Wordt er doorgevraagd tijdens het gesprek met Jorja?

Nieuwsuur

1. Welke vraag werd er aan Jannik gesteld?
2. Welke vraag werd er aan Jorja gesteld?
3. Wordt er doorgevraagd tijdens het gesprek met Jorja?

"Zijn jullie lezers?" Is dit een open of een gesloten vraag? En hoe zou je deze vraag anders kunnen stellen?

Welke vervolgvraag zou gesteld kunnen worden?

Welk vraagwoord kan nu gebruik worden?

Welke vervolgvraag kan er gesteld worden?

Je gaat vragen bedenken voor een interview met mevr. Oort (hobby/sport)

• Bedenk minstens 8 vragen die je kunt stellen en noteer ze.
• Zorg dat je in elk geval twee gesloten vragen, drie open vragen en drie vervolgvragen hebt. De vervolgvragen kun je niet altijd van tevoren bedenken.
• Vraag zowel naar feiten als naar meningen.
  

Wat heb je tijdens deze les geleerd en hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?