PTA elektriciteit bb
1 / 37
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Een smeltveiligheid wordt altijd in serie geschakeld.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Een schakelaar wordt altijd parallel geschakeld.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
In een open stroomkring loopt stroom.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Een ampèremeter meet de stroomsterkte in een stroomkring.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
De spanning op een apparaat meet je met een spanningsmeter (voltmeter).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Een spanningsmeter wordt in serie geschakeld.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Op een apparaat dat kapot is, kan wel spanning staan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Een diode laat stroom in beide richtingen door.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Een led is een diode die licht geeft als er spanning op staat.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Een NTC is een temperatuursensor.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Welke meter wijst 0,6 A aan
A
meter 1
B
meter 2
C
beide
Slide 12 - Quiz
Over weerstand R staat een spanning van 6,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,030 A
Bereken de grootte van weerstand R.
Bereken de grootte van weerstand R.
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Warmtebronnen geven thermische energie af.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
De brandstof in een hoogoven is cokes.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
In brandstof zit chemische energie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
De verbranding van brandstof is een natuurkundig proces.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
1 kg hout levert bij verbranding evenveel energie als 1 kg steenkool.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Aardgas verbranden veroorzaakt luchtvervuiling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Bij volledige verbranding van aardgas ontstaan koolstofdioxide en waterdamp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Water toon je aan met blauw kopersulfaat.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Bij onvolledige verbranding van aardolie ontstaat koolstofmonoxide.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Metalen zijn goede warmtegeleiders.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
De inhoud van de brandstoftank is 25 L (1 L = 1 dm3).
Bereken hoeveel MJ energie de kachel heeft omgezet als 25 L petroleum is verbrand.
Bereken hoeveel MJ energie de kachel heeft omgezet als 25 L petroleum is verbrand.
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
Als twee koperdraden waar spanning op staat elkaar raken, ontstaat kortsluiting.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Met een droge huid heb je een kleine lichaamsweerstand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Een eenheid van capaciteit is ampère-uur (Ah).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Bij een apparaat met dubbele isolatie kan er nooit spanning op de buitenkant staan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Een apparaat met een rendement van 20% heeft een energieverlies van 80%.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Vermogen is het energieverbruik per seconde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Een aardlekschakelaar schakelt uit bij overbelasting.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quiz
Een hoofdzekering mag je zelf vervangen als het draadje is doorgebrand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
Als de stroom kleiner wordt en de spanning gelijk blijft, wordt het vermogen groter.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quiz
Een fasedraad heeft een blauwe kleur.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
De waterkoker kan in 3 minuten (0,05 uur) 1 L water aan de kook brengen.
Bereken hoeveel energie nodig is om 1 L water aan de kook te brengen.
Bereken hoeveel energie nodig is om 1 L water aan de kook te brengen.
