Grammatica - zinsontleden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Zinsontleden

Test je kennis over: de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling!

Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.

1. Heeft
2. De dure vaas
3. Tara
4. Gisteren

Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:

Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.

1. Heb
2. Heb gewandeld
3. Heb ik gewandeld
4. Vorige week

Morgen heb ik geen huiswerk.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen'?

Hoeveel weken zit jij al op school?

Wat is het onderwerp van deze zin?

1. School
2. Weken
3. Jij
4. Al op school

Maud legt grammatica uit aan haar leerlingen.
Wat is de persoonsvorm?

Maud legt grammatica uit aan haar leerlingen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Maud legt grammatica uit aan haar leerlingen.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Mijn buurvrouw heeft een hele lieve hond.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Mijn buurvrouw
2. Hond
3. Heeft
4. Een hele lieve hond

Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. aan mijn jongere broertje
2. broertje
3. mijn jongere broertje
4. jongere broertje

Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad.
Wat is het onderwerp?

1. Beste vrienden
2. De stad
3. Mijn beste vrienden
4. De andere kant van de stad

Zet de zin in de verleden tijd zodat de persoonsvorm verandert:
Ik ben echt helemaal klaar met grammatica.

Ontleed de hele zin:
Ik begrijp de zinsontleding volledig.