Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Economie hoofdstuk 3
Slide 1 - Diapositive
WEET JE HET NOG?
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 3.1
Hoe betaal je?
Wat en hoe betalen jullie?
Slide 3 - Diapositive
leerdoelen
aan het einde van de les kunnen jullie het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
aan het einde van de les kunnen jullie de drie geldfuncties benoemen.
aan het einde van de les weten jullie wat chartaal en giraal geld is.
Aan het einde van de les kunnen jullie werken met de formule: Nieuw saldo= oud saldo + ontvangsten - betalingen
Slide 4 - Diapositive
Directe ruil en indirecte ruil
Slide 5 - Diapositive
Geldfuncties
Slide 6 - Diapositive
Chartaal- en giraal geld
Slide 7 - Diapositive
Opdracht 1: Sleep de geldsoorten naar de bijbehorende afbeeldingen.
Chartaal geld
Chartaal geld
Giraal geld
Giraal geld
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
leerdoelen
aan het einde van de les kunnen jullie het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
aan het einde van de les kunnen jullie de drie geldfuncties benoemen.
aan het einde van de les weten jullie wat chartaal en giraal geld is.
Aan het einde van de les kunnen jullie werken met de formule: Nieuw saldo= oud saldo + ontvangsten - betalingen
Slide 10 - Diapositive
3.2
Laptop voor je nemen en inloggen via Lesson-Up.
Slide 11 - Diapositive
HERHALING
- functies van geld? - Giraal of chartaal geld? - Directe en indirecte ruil?
Slide 12 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kennen jullie de volgende begrippen: spaarmotieven, variabele rente, spaardeposito en vaste rente. Ook weten jullie hierbij voorbeelden te benoemen of uitleg te geven.
aan het einde van deze les kunnen jullie rekenen met enkelvoudige rente en samengestelde rente
Slide 13 - Diapositive
hoofdstuk 3.2
Wat levert sparen op?
Slide 14 - Diapositive
Spaarmotieven
Slide 15 - Diapositive
Spaarmotieven zijn (wat zijn redenen om geld te sparen denk je ) 3 antwoorden zijn juist...
A
Sparen voor later/voor een doel
B
Sparen voor Rente
C
Sparen uit voorzorg
D
Sparen van zegeltjes
Slide 16 - Quiz
Variabele of vaste rente?
Gewone spaarrekening --> vrij opneembaar.
variabele rente
Spaardeposito --> vaste rente
(spaargeld staat dan voor een langere termijn vast)
Slide 17 - Diapositive
De variabele rente van een gewone spaarrekening is bijna altijd hoger dan de vaste rente op een spaardeposito
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quiz
Wat bepaald de hoogte van de rente op een spaardeposito?
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kennen jullie de volgende begrippen: spaarmotieven, variabele rente, spaardeposito en vaste rente. Ook weten jullie hierbij voorbeelden te benoemen of uitleg te geven.
aan het einde van deze les kunnen jullie rekenen met enkelvoudige rente en samengestelde rente
Slide 21 - Diapositive
AAN DE SLAG!
Maken opdrachten: 17, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26.
Slide 22 - Diapositive
hoofdstuk 3.3
Geld lenen kost geld!
Slide 23 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie de volgende begrippen uitleggen: Krediet, Leenmotieven, hypothecaire lening, consumptief krediet en kredietvormen.
Aan het einde van de les kunnen jullie kredietkosten berekenen. aan de hand van een gegeven formule.
Slide 24 - Diapositive
Krediet
Krediet is een ander woord voor lening.
Slide 25 - Diapositive
Hypothecairelening:
Grootsteleningvoorveelmensen.
Huis kopen.
Bijeenhypothecaireleningdient het huis of de grondalsonderpand.
Aan het einde van de les kunnen jullie de volgende begrippen uitleggen: Krediet, Leenmotieven, hypothecaire lening, consumptief krediet en kredietvormen.
Aan het einde van de les kunnen jullie kredietkosten berekenen. aan de hand van een gegeven formule.
Slide 31 - Diapositive
Hoofdstuk 3.4
Banken doen meer
Slide 32 - Diapositive
Beleggen
Beleggen?
Wie kent het?
Slide 33 - Diapositive
Wat is beleggen?
Slide 34 - Diapositive
0
Slide 35 - Vidéo
Geldkringloop
Slide 36 - Diapositive
Eurozone
Eurozone: landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
Buiten de eurozone: vreemde valuta oftewel vreemd geld.
Slide 37 - Diapositive
Wisselkoers
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.