Spelling HV1
1 / 10
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Verbeter de zin met hoofdletters en leestekens.
de rivier de maas stroomt door maastricht dat ligt in het zuiden van het land mijn tante sarah woont daar maar ik zie haar nooit
de rivier de maas stroomt door maastricht dat ligt in het zuiden van het land mijn tante sarah woont daar maar ik zie haar nooit
Slide 2 - Question ouverte
Verbeter de zin met hoofdletters en leestekens.
gaat lotte van der veen elke lente naar de canarische eilanden
gaat lotte van der veen elke lente naar de canarische eilanden
Slide 3 - Question ouverte
Typ van de volgende woorden het meervoud:
idee
kolibrie
bureau
stommerik
baby
dvd
idee
kolibrie
bureau
stommerik
baby
dvd
Slide 4 - Question ouverte
In welke zin zit een fout met hoofdletters en/of leestekens?
A Tibbe zegt tegen Minoes dat ze katse gewoontes heeft.
B 'Ik ga nog even de daken op!' roept Minoes tegen Tibbe.
C Op het dak ontmoet Minoes de Jakkepoes, Tante Moortje, en Tinus.
D In geen van de zinnen zit een fout met hoofdletters en/of leestekens.
A Tibbe zegt tegen Minoes dat ze katse gewoontes heeft.
B 'Ik ga nog even de daken op!' roept Minoes tegen Tibbe.
C Op het dak ontmoet Minoes de Jakkepoes, Tante Moortje, en Tinus.
D In geen van de zinnen zit een fout met hoofdletters en/of leestekens.
A
zin A
B
zin B
C
zin C
D
in geen van de zinnen zit een fout
Slide 5 - Quiz
Welk stoffelijk bijvoeglijk naamwoord hoort niet in dit rijtje? Leg je antwoord uit.
glas – ijzer – hout – karton – leer – plastic
glas – ijzer – hout – karton – leer – plastic
Slide 6 - Question ouverte
Verbeter de zin indien er fouten in staan met hoofdletters en/of leestekens.
Het kan ook zijn dat je niets hoeft te verbeteren!
Peter vroeg aan Hannah: "hoe laat ze 's ochtends de trein neemt."
Het kan ook zijn dat je niets hoeft te verbeteren!
Peter vroeg aan Hannah: "hoe laat ze 's ochtends de trein neemt."
Slide 7 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Johan zit in de (financieel) ……………………………………………………. sector.
Johan zit in de (financieel) ……………………………………………………. sector.
Slide 8 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
Onze oma breit voor iedereen een (wol)……………………………………………… trui.
Onze oma breit voor iedereen een (wol)……………………………………………… trui.
Slide 9 - Question ouverte
Is de zin goed of fout gespeld?
De toerist uit Portugal vroeg aan een Amsterdamse buschauffeur de weg naar het Centraal Station.
De toerist uit Portugal vroeg aan een Amsterdamse buschauffeur de weg naar het Centraal Station.
A
goed
B
fout
