Klas 4: verbanden en signaalwoorden

Lezen hoofdstuk 2
Doel:

Je kunt aan de hand van signaalwoorden tekstverbanden herkennen en benoemen.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lezen hoofdstuk 2
Doel:

Je kunt aan de hand van signaalwoorden tekstverbanden herkennen en benoemen.

Slide 1 - Diapositive

Lesplan:
1. Theorie met een paar korte vragen.
2. Oefentoets hoofdstuk 2 Lezen + nakijken

En dan door met andere oefeningen

Slide 2 - Diapositive

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Aan een signaalwoord zie je met

welk tekstverband je te maken hebt.

Slide 4 - Diapositive

Je moet de volgende tekstverbanden kennen:
-opsomming
-tegenstelling
-tijdsvolgorde (chronologie)
-uitspraak-voorbeeld
-oorzaak-gevolg
-voorwaarde
-doel-middel
-vergelijking
-reden (argument)
-conclusie

Slide 5 - Diapositive

Bedenk een zin
(en schrijf op)

waar een opsomming in voorkomt.
timer
0:30

Slide 6 - Diapositive

Een opsomming herken je aan woorden zoals:
ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, ten slotte

Slide 7 - Diapositive

Bedenk een zin (en schrijf op)
waar een tegenstelling in voorkomt
timer
0:30

Slide 8 - Diapositive

Een tegenstelling herken je aan woorden zoals:
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, enerzijds, anderzijds

Slide 9 - Diapositive

Bedenk één of twee zinnen
waarin je een tijdsvolgorde aangeeft.
timer
0:30

Slide 10 - Diapositive

Een tijdsvolgorde herken je aan woorden als:
eerst, dan, daarna, toen, vroeger, voordat, nadat

Slide 11 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een oorzaak en gevolg beschrijft
timer
0:30

Slide 12 - Diapositive

oorzaak-gevolg herken je aan woorden als:
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is..

Slide 13 - Diapositive

Bedenk twee zinnen
waarin je in de tweede zin een voorbeeld geeft bij de informatie uit de eerste zin.
timer
0:30

Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden (toelichting) herken je aan de volgende woorden:
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere, ter illustratie

Slide 15 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een voorwaarde stelt
timer
0:30

Slide 16 - Diapositive

Een voorwaarde herken je aan woorden zoals:
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij

Slide 17 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een doel beschrijft en een middel om dat doel te bereiken 
timer
0:30

Slide 18 - Diapositive

Doel-middel herken je aan woorden als:
om te, zodat, door middel van, met behulp van, waarmee

Slide 19 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een vergelijking maakt tussen twee dingen/zaken.
timer
0:30

Slide 20 - Diapositive

Een vergelijking herken je aan woorden als:
net (zo) als, even als, in vergelijking met, meer/groter dan...

Slide 21 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een reden (argument) geeft
timer
0:30

Slide 22 - Diapositive

Een argument herken je aan woorden als:
omdat, want, immers, namelijk

Slide 23 - Diapositive

Bedenk een zin
waarin je een conclusie trekt
timer
0:30

Slide 24 - Diapositive

Een conclusie herken je aan woorden als:
dus, concluderend, dat betekent...

Slide 25 - Diapositive

Ok, dat waren ze:
Alle tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden.

Je moet deze allemaal kunnen benoemen en herkennen.

Slide 26 - Diapositive

Dan nu:
 Maak de oefentoets hoofdstuk 2 Lezen.                   

Klaar?  Even geduld. We kijken straks elkaars toets na antwoorden in Classroom
Klaar en moet je even wachten? Lees de theorie van H2 door en maak een mindmap van de belangrijkste zaken .
Hoe? In je schrift.


18 punten

9 punten
= 5,5

Slide 27 - Diapositive