5.1 Woonplaats en werkplaats

Par. 5.1




Woonplaats en werkplaats
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Par. 5.1




Woonplaats en werkplaats

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
  • Je hebt je tekstboek nodig, verder heb je in een tabblad GWP openstaan
  • Terugblik instap hfst. 5
  • Uitleg bij par. 5.1
  • Filmpjes (evt. ook zelf terug te kijken)
  • Lees zelf de paragraaf, bekijk afbeeldingen en extra filmpjes bij Geschiedeniswerkplaats
  • Huiswerk voor donderdag: maken par. 5.1
     (al begonnen? kijk er nog eens naar mét uitleg)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Feedback huiswerk
LessonUp
  • Alle dia's lezen, luisteren, kijken, maken
  • Vergeet niet de twee evaluatievragen -> serieus antwoorden.
     Het gaat niet alleen over wat je geleerd hebt in de LessonUp, maar ook van het 
     huiswerk/ huiswerk bespreken.

  • Evaluatievragen:  

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk bespreken

  • Huiswerk controle
  • Drie opdrachten klassikaal bespreken
    Deze keer met name: hoe beoordeel je jouw antwoorden?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
In deze paragraaf leer je: 
  • hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond
  • hoe de economie zich ontwikkelde
  • hoe ambachtslieden samenwerkten
  • hoe handelssteden samenwerkten



Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Kenmerkend aspect bij deze paragraaf: 
De opkomst van handel en het ontstaan van steden.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Tijd van monniken en ridders
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500
Tijd van steden en staten

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weinig landbouwopbrengst
Aan het begin van de middeleeuwen was er minder landbouw
Mensen waren zelfvoorzienend, dus maakten alleen voedsel voor zichzelf en hun heer
Ze konden ook niet meer maken door te weinig grond en slechte technieken

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meer landbouwgrond
Rond 1000 waren er in Nederland veel moerassen
Boeren besloten deze droog te maken: inpolderen
Ook werden er bossen gekapt
Zo was er meer ruimte voor landbouw

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • Halsjuk en ijzeren ploeg
  • Hoefijzer

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betere technieken in de landbouw



Drieslagstelsel
De grond werd verdeeld in 3 delen. Ieder jaar had een stuk een ander doel. Het ene jaar graan dat in zomer groeit, het andere jaar graan voor de winter en daarna even niets (braak). Zo kon de grond herstellen.
Halsjuk en ijzeren ploeg
Door het halsjuk konden paarden en ossen makkelijker een ploeg trekken, zonder pijn. Eerst ging dit gewoon met een touw om de nek.
Het werd zo mogelijk een ijzeren ploeg te gebruiken. Op deze manier kon de grond makkelijker en beter bewerkt worden.
Hoefijzer
Hoefijzers beschermden de hoeven van paarden en ossen tegen beschadiging en infecties. Hierdoor konden ze beter en harder werken.
Rond het jaar 1000

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het drieslagstelsel
  • Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder wordt.

  • Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).  

  • De overige stukken werden op twee momenten in het jaar gebruikt. (zomer- en wintergraan)

  • Hierdoor kon de grond herstellen, werd de opbrengst hoger en had men meestal het hele jaar door voedsel. Een belangrijke verandering dus!

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Het land werd in drie stukken verdeeld. Ieder jaar was er een stuk waarop zomergraan werd verbouwd, een stuk waar wintergraan op werd verbouwd en een stuk dat braak lag.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naar de markt
De verbetering in de landbouw zorgde voor meer voedsel
Meer mensen konden gevoed worden (bevolkingsgroei)
Boeren hielden zelfs voedsel over
Het voedsel dat over was werd verkocht op de markt
Vanaf 1000 groeit de Europese bevoking snel

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ambachtslieden
Mensen die voedsel kochten hoefden zelf geen boer te zijn
Zij konden ander werk doen
Deze mensen werden ambachtslieden of handelaren 
De boeren konden juist hun spullen kopen

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstedelijking
Zoals je zag gingen meer mensen bij de markt wonen.
Handelaren kwamen namelijk vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
Er ontstond zo weer een landbouwstedelijke samenleving

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Steeds meer handel
  • Overschotten uit de landbouw worden verkocht of geruild op markten 
  • Er kwam in de steden steeds meer aanbod (spullen die mensen willen verkopen) en vraag (wat mensen willen kopen). De handelaren hadden een inkomen door het maken van winst. Geld werd daarbij steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Omdat elke stad een eigen munt had werkte op elke markt een geldwisselaar. Sommige geldwisselaars gingen ook geld bewaren en lenen. Ze werden een bank. Banken verdienden geld door het laten betalen van rente (een vergoeding voor het lenen van een bank).
  • Omdat de christelijke kerk vond dat tijd van God was en je niet mocht verdienen aan tijd, waren veel bankiers joden.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 20 - Diapositive

Bij ambachten ? openen
Bij gilde oogje openen

De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 21 - Diapositive

Oogje: duiding afbeelding
Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je de meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 23 - Diapositive

Oogje: duiding afbeelding
0

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Van kasteel tot stad
Een kasteel kon zo een dorp worden. En als er veel marktlui kwamen wonen, kon het een stad worden. Er was wel een probleem: de kasteelmuren. Die zorgden ervoor dat iedereen in kleine huizen woonden rondom het kasteel.
Een oplossing was om extra muren te maken: stadsmuren met een stadspoort.

Slide 25 - Diapositive

Oogje: uitleg ontwikkeling kasteel tot stad.
Huiswerk
  • Maak voor donderdag de opdrachten van par. 5.1
  • Kijk ook naar de tip onder de vraag.
  • Verbeter de opdrachten als je bij controle ziet dat je antwoord niet goed is. 
  • Maak evt. extra opdrachten die je krijgt om de stof beter te begrijpen.
  • Het is voor jezelf fijn als je de tekst van par. 5.2 alvast een keer gelezen hebt voor de volgende les.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions