3hv p2 les2: horen landeskunde gramm lezen

Herzlich Willkommen
1) Op tafel: boek, schrift, pen, laptop
2) Telefoon in telefoontas of kluisje (niet in tas)
3) Zitten volgens plattegrond





1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen
1) Op tafel: boek, schrift, pen, laptop
2) Telefoon in telefoontas of kluisje (niet in tas)
3) Zitten volgens plattegrond





Slide 1 - Diapositive

Heute
Hören: Schnitzeljagd in Berlin
Landeskunde: Bei Rot stehen, bei Grün gehen

Grammatik: Modalverben in Präteritum

Du übst mit Lesen - via lesson up

Slide 2 - Diapositive

Rückblick letzte Stunde
Prüfung Kapitel 2, oder Lesen geübt

> Wer hat noch Fragen über Lesestrategie (bisher)?
- in Laufe dieser Stunde kannst du noch Signalwörter wiederholen am Lesson up

Nächste Woche: Peilproef Leesvaardigheid
Teksten lezen is een trucje, je moet weten hoe het moet, en dan  moet je oefenen. 


Slide 3 - Diapositive

Schnitzeljagd in Berlin
Wörterliste: S.129

Slide 4 - Diapositive

Was ist eine Schnitzeljagd?

Slide 5 - Question ouverte

Warst du mal in Berlin?
Ja! Einmal
Ja! Mehrere malen
Nein

Slide 6 - Sondage

Welche Sehenswürdigkeiten von Berlin kennst du?

Slide 7 - Question ouverte

Bei Rot stehen, bei Grün gehen
Machen: Aufgabe 17, S. 105

Slide 8 - Diapositive

Grammatik: Präteritum von Modalverben
Präteritum von Schwache Verben = stam + te + uitgang
Präteritum von Modalverben = verledentijdsstam + te + uitgang

können, müssen, dürfen, wollen, (wissen) 
(nog niet leren: mögen, sollen)


Slide 9 - Diapositive

Wat betekent: müssen
A
moeten
B
mogen
C
zouden
D
kunnen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: dürfen
A
moeten
B
mogen
C
zouden
D
kunnen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent wissen
A
zouden
B
kunnen
C
moeten
D
weten

Slide 12 - Quiz

Grammatik: Präteritum von Modalverben
vt stam
können
konn
te
müssen
muss
dürfen
durf
wollen
woll
wissen
wuss
i
-
d
st
e
-
w
n
i
t
s
n

Slide 13 - Diapositive

Grammatik: Präteritum von Modalverben
Over 2 weken: formatieve oefening over Präteritum Modalverben

Slide 14 - Diapositive

Leesstrategie
1) Twee weken geleden gekeken naar algemene leesstrategie
check die lesson up als je dat nog wil teruglezen
2) Er staat een uitgebreid document op classroom, waarin je een strategie per vraagsoort kan checken. Gebruik die bij vraagsoorten waar je moeite mee hebt > moeite met alles? Begin bij 1 (en kijk naar de oefentips in het document)
3) oefen met het woordenboek. ook op lesson up staat daar een speciale les over. 

Vorige week: stappenplan Samen teksten oefenen online.
Nu: signaalwoorden

Slide 15 - Diapositive

Leesstrategie
Signaalwoorden: in een tekst staan 'signaalwoorden' > die wijzen je op een relatie tussen woorden, zinsdelen, zinnen of alinea's.
En daar wordt vaak naar gevraagd

Er zijn categorien signaalwoorden:  Woorden die (een) ... aangeven

1) Tegenstelling                           6) Voorbeeld
2) Gevolg/conclusie                    7) Reden/ oorzaak
3) Tijd/volgorde                            8) Versterking
4) Uitbreiding                               9) Beperking
5) Opsomming                             10) Extra informatie

Slide 16 - Diapositive

Leesstrategie
Dus als er ergens bijvoorbeeld staat, kan je er vanuit gaan dat daarna een voorbeeld volgt. 

- Dus duidt op: gevolg/conclusie
- Bijvoorbeeld op: voorbeeld
- Daarna: opsomming


Hierbij een aantal signaalwoorden die je de afgelopen 2 jaar hebt moeten leren...

Slide 17 - Diapositive

Wat betekent: deshalb
A
daarna
B
daarover
C
daarom
D
dus

Slide 18 - Quiz

Wat betekent: deswegen
A
daarna
B
daarover
C
daarom
D
dus

Slide 19 - Quiz

Wat betekent: jedoch
A
maar
B
aldus
C
echter
D
dus

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: außerdem
A
desondanks
B
daarnaast
C
buiten
D
bovendien

Slide 21 - Quiz

Wat betekent: trotzdem
A
desondanks
B
daarom
C
omdat
D
bovendien

Slide 22 - Quiz

Wat betekent: auch
A
aldus
B
maar
C
ook
D
bovendien

Slide 23 - Quiz

Wat betekent: aber
A
aldus
B
maar
C
ook
D
of

Slide 24 - Quiz

Wat betekent: oder
A
aldus
B
maar
C
ook
D
of

Slide 25 - Quiz

Wat betekent: weil
A
waarom
B
wanneer
C
omdat
D
altijd

Slide 26 - Quiz

Wat betekent: sogar
A
sowieso
B
zoveel
C
zodra
D
zelfs

Slide 27 - Quiz

Wat betekent: entweder...oder
A
noch...noch
B
zoals...en
C
of...of
D
wel...niet

Slide 28 - Quiz

Leesstrategie

Als je dus een vraag leest waarin staat: 
Geef aan wat de reden is waarom hij dit vindt.

Dan kan er in de tekst staan: daarom vindt hij dat...
"Deshalb findet er dass."
Het antwoord staat er dan voor.

Slide 29 - Diapositive

An die Arbeit
Machen: 
1) Text
2) Aufgaben K3
Selbständig arbeiten


Still!

Slide 30 - Diapositive