Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
¡Hola!
Na deze les....
- Ken ik de toetsstof voor de toets over unidad 4
- Kan ik de stof toepassen
Slide 1 - Diapositive
Kunnen
1. Praten over familie
2. Praten over leeftijd
3. De getallen 1-20
4. Zeggen van wie iets is
5. Mensen, dieren en dingen omschrijven
Slide 2 - Diapositive
Kennen
1. ¿Por qué? en porque
2. De bezittelijk voornaamwoorden
3. De bijvoeglijk naamwoorden
4. Familieleden
5. het werkwoord tener
6. De woordjes van H4
Slide 3 - Diapositive
Vervoeg het werkwoord 'tener'
Slide 4 - Question ouverte
Mis padres ________ 45 años. Mijn ouders zijn 45 jaar.
Slide 5 - Question ouverte
Yo _________ un libro. Ik heb een boek.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen ¿Por qué? en porque
Slide 7 - Question ouverte
Los posesivos
Slide 8 - Diapositive
Esa es ____ casa (mijn)
Slide 9 - Question ouverte
Esa es ____ casa (jullie)
Slide 10 - Question ouverte
Ese es _____ libro (jullie) Dat is jullie boek
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Bij de bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -o krijg je een a bij vrouwelijke bijvoeglijk naamwoorden. In het meervoud krijgen ze -s.
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
grande
azul
grande
azul
mv
grandes
azules
grandes
azules
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
guapo
guapa
mv
guapos
guapas
Slide 13 - Diapositive
Het bijvoeglijk naamwoord
Bij de meeste andere bijvoeglijk naamwoorden gebruik je dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. In het meervoud krijgen ze -s (na klinker) of -es (na medeklinker).