Par. 3.2 Chili vulkanisme

WELKOM!
Les paragraaf 3.2

Nodig: 
  • Chromebook - LessonUp (straks)
  • Leerdoelencheckblad
  • Aantekeningenblad + pen
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

WELKOM!
Les paragraaf 3.2

Nodig: 
  • Chromebook - LessonUp (straks)
  • Leerdoelencheckblad
  • Aantekeningenblad + pen

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Nakijken leerdoelencheckblad (herhaling)
  • Bespreken 3.2 
  • Check of de leerdoelen overgekomen met leerdoelenblad

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 3.2 
  1. Je kunt vertellen hoe de aarde is opgebouwd, van binnenkern tot aardkorst;
  2. Je kunt uitleggen wat endogene/ exogene krachten zijn en je kunt hierbij voorbeelden geven
  3. Je kunt uitleggen wat effusief en explosief (eruptietype) vulkanisme is;
  4. Je kent de 4 vulkaanvormen en je kunt per vulkaanvorm aangeven waar deze ontstaan, hoe deze ontstaan, uit welk gesteente ze bestaan, wat het eruptietype is en wat de kenmerken van het magma/de lava zijn;
  5. Je weet wat een hotspots zijn en je kunt uitleggen hoe deze ontstaan; 
  6. Je kunt a.d.h.v. afbeeldingen + atlas vulkaanvormen herkennen en benoemen;
  7. Je kent de 3 hoofdgroepen gesteente + 2 voorbeelden per groep;
  8. Je kunt per hoofdgroep gesteente uitleggen hoe ze ontstaan.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelenblad nakijken

Slide 4 - Diapositive


Wat is dit?
Aardkorst=Dunne laag gesteente om de aarde - oceanisch en contentaal (kenmerken?)
Wat is dit?
Convectiestroom= Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde.
Aardkern (binnen en buiten)
Het binnenste, zeer hete deel van de aarde tussen 2900 km en 6370 km diepte. De aardkern bestaat uit ijzer en nikkel. De aardkern is onder te verdelen in een vaste binnenkern en een stroperige buitenkern. De buitenkern ligt om de binnenkern heen.
Aardmantel
Het gedeelte tussen de aardkorst en de aardkern. Het onderste deel (tegen de buitenkern aan) is vast gesteente, buitenste deel van de mantel is stroperig. Er vinden convectiestromen plaats die zorgen dat de aardplaten bewegen.
Exogene kracht
Kracht die van buitenaf de aardkorst verandert.
Voorbeelden: erosie en verwering (afbraak), sedimentatie (opbouw)
Endogene kracht
Kracht die van binnenuit de aardkorst verandert.
Voorbeelden: vulkanen, aardbevingen, gebergtevorming

Slide 5 - Diapositive

Aardkorst
Aardmantel
Binnenkern
buitenkern
Convectiestromen

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is geen endogene kracht?
A
Aardbeving
B
Gebergtevorming
C
Vulkanisme
D
Erosie

Slide 7 - Quiz

Vulkanen
Vulkanisme komt voor op alle plekken waar magma aan het oppervlak kan komen door breuken/scheuren (mid-oceanische ruggen, subductie) + hotspots

Waar komen vulkanen voor?
Subductiezones (convergentie), hotspots en plekken waar de aardkorst breekt als gevolg van divergentie.

Een vulkaanuitbarsting kan explosief of effusief zijn (eruptietype). Explosief wil zeggen dat de uitbarstig hevig is, met veel kracht. Dit komt voor bij subductiezones.

Effusief wil zeggen dat de uitbarsting rustig is, dat de lava rustig uit de vulkaan stroomt. Effusief komt voor bij divergentie en hotspots.

Slide 8 - Diapositive

Explosief vulkanisme
Explosief vulkanisme (= eruptietype) ontstaat dus bij een convergente plaatbeweging, dus waar subductiezones te vinden zijn.

Er ontstaan dan 2 vulkaanvormen:
  • Stratovulkaan
  • Calderavulkaan
Subductie?
Subductie betekent dat de oceanische korst onder de continentale korst duikt. Dit gebeurt dus bij Chili: de Nazcaplaat duikt onder de Zuid-Amerikaanse plaat. Pas als de oceanische plaat diep genoeg is gedoken vindt er smelt plaats! Te ondiep = geen smelt = geen vulkanisme.

Slide 9 - Diapositive

1. Stratovulkanen
Kenmerken stratovulkanen
Stratovulkaan - altijd bij subductiezones!

Smelten van de oceanische plaat + deel continentale korst bij → dit mengsel geeft stroperig magma. Eenmaal buiten de vulkaan heet magma lava. De stroperige lava koelt snel af op de helling. Hierdoor ontstaat de kenmerkende steile helling (kegelvorm). Door de snelle afkoeling wordt lava het gesteente basalt

In de stroperige magma kunnen gassen niet makkelijk ontsnappen. Hierdoor ontstaat een hoge druk in de kraterpijp: deze raakt verstopt.  Het vrijkomen van de hoge druk zorgt voor explosief vulkanisme.

Slide 10 - Diapositive

2. Calderavulkanen

Slide 11 - Diapositive

2. Calderavulkanen
Kenmerken Calderavulkanen
Hoe ontstaat een caldera?
bij een (explosieve) vulkaanuitbarsting wordt de magmahaard (deels) geleegd (oorzaak);
waarna de vulkaan instortte (en een caldera ontstond) (gevolg)

Caldera's zijn explosief, ontstaan bij subductiezones, de magma is dik/taai en bevat veel gassen. Je herkent een Caldera aan de enorme krater

Slide 12 - Diapositive

Een stratovulkaan en een calderavulkaan is...
A
Explosief
B
Effusief

Slide 13 - Quiz

Stratovulkanen bouwen zich op in lagen. Wat is kenmerkend aan de lava van stratovulkanen?
A
Dun / vloeibaar en gasrijk
B
Dun / vloeibaar en weinig gas
C
Dik / stroperig en weinig gas
D
Dik / stroperig en gasrijk

Slide 14 - Quiz

Stratovulkanen en caldera's ontstaan door...
A
Subductie
B
Transform
C
Divergentie
D
Plooiingsgebergte

Slide 15 - Quiz

Geef eerst de vulkaanvorm.
Leg daarna uit (oorzaak-gevolg)
hoe deze vulkaan ontstaat.

Slide 16 - Question ouverte

Explosieve vulkaan
Krater
Pyroclastische wolk
Aswolk
Kegel- of stratovulkaan
Lava
Pyroclastische stroom
Dat zijn als het ware lawines van hete gassen, vermengd met asdeeltjes en grotere uitgestoten fragmenten. Door de ingesloten asdeeltjes zijn gloedwolken zwaarder dan lucht; daarom stromen ze over de vulkaanhelling omlaag, waarbij de hete gassen een soort luchtkussen vormen dat ervoor zorgt dat de gloedwolk vrijwel ongehinderd omlaag kan stromen.

Slide 17 - Diapositive

Effusief vulkanisme
Effusief vulkanisme (= eruptietype) ontstaat bij een hotspots en divergente plaatbewegingen.

Vulkaanvormen: 
Spleetvulkaan, schildvulkaan

Slide 18 - Diapositive

Spleetvulkanen
Spleetvulkanen komen voor bij mid-oceanische ruggen. Kenmerken:
  • Eruptietype is effusief;
  • Dat komt omdat de magma erg dun is (vloeibaar) en weinig gassen bevat (die kunnen goed ontsnappen);
  • Flauwe helling (omdat de lava ver weg kan stromen).
Mid-oceanische rug

Slide 19 - Diapositive

Kenmerken schildvulkaan:
  • Eruptietype is effusief;
  • Dat komt omdat de magma erg dun is (vloeibaar) en weinig gassen bevat (die kunnen goed ontsnappen);
  • Flauwe helling (omdat de lava ver weg kan stromen).

Slide 20 - Diapositive

Wat betekent effusief?
A
Een zeer hevige uitbarsting
B
Rustige uitbarsting, lava stroomt 'rustig' uit de vulkaan

Slide 21 - Quiz

Noem voor een schildvulkaan:
1) hoe je hem herkent; 2) eruptietype; 3) eigenschap van de lava/magma.

Slide 22 - Question ouverte

Spleetvulkanen komen waar voor?
A
Subductiezones
B
Transforme plaatgrens
C
Mid-oceanische rug
D
Divergente plaatgrens

Slide 23 - Quiz

Hotspots
Schildvulkanen ontstaan ook bij hotspots. Wat zijn dat?

Je gaat een filmpje kijken (2.20 minuten). Maak aantekeningen tijdens het filmpje met in ieder geval de volgende onderdelen:
Het begrip mantelpluim, de vulkaanvorm, eruptietype, (in steekwoorden) wat er gebeurt.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Hotspot
Soms komen vulkanen voor die niet bij plaatgrenzen liggen.

mantelpluim = grote bel (nog warmere) magma die opstijgt vanuit diepere mantel. Bij de aardkorst wordt korst omhoog gedrukt en scheurt, lava stroomt naar buiten: hotspot

Aardplaat schuift over stabiel liggende mantelpluim heen en hotspot vormt aan het aardoppervlak een keten vulkanen (zoals Hawaii, atlaskaart 208E)

Hotspot is effusief, lava is dun/vloeibaar/bevat weinig gassen. Er ontstaat een schildvulkaan.

Slide 26 - Diapositive

Wat voor soort vulkanen komen voor bij hotspots?
A
Caldera
B
Schild
C
Spleet
D
Strato

Slide 27 - Quiz

Sleep de componenten naar het juiste begrip
schildvulkaan
Caldera
Stratovulkaan
Hotspot
Vulkaan met flauwe helling en rustige uitbarstingen, meestal ontstaan op een divergente plaatgrens 
Krater die is ontstaan door een vulkaanuitbarsting 
Explosieve vulkaan met steile wanden, ontstaan door subductie
Zwakke plek in de aardkorst waardoor magma omhoogkomt, zodat vulkanen ontstaan

Slide 28 - Question de remorquage

Zet de stappen van het ontstaan van een eilandengroep door hotspotvulkanisme in de goede volgorde.
1
2
3

Slide 29 - Question de remorquage

Graniet
Basalt
Stollingsgesteente
Basalt ontstaat aan het oppervlak door snel afkoelen. Vulkanen en de oceanische korst bestaan uit basalt!
Graniet ontstaat onder de aardkorst door langzaam afkoelen. Continentale korst bestaat uit graniet

Graniet heeft grote kristallen, basalt niet.

Slide 30 - Diapositive

Sedimentgesteente
Sedimentgesteente
Ontstaat door het sedimenteren van erosie- en verweringsmateriaal (door wind, water of ijs). Laagje voor laagje wordt het sediment afgezet.

Kenmerken: laagjes, fossielen (afdrukken).

Voorbeelden: zandsteen, kalk

Slide 31 - Diapositive

Metamorfgesteente
Metamorf
Afkomstig van metamorfose: verandering van vorm.

Sedimentgesteente, stollingsgesteente kunnen door hoge druk en/of hoge temperaturen van samenstelling veranderen
Dit gebeurt bij gebergtevorming of wanneer magma door de aardkorst heen komt.

Voorbeelden: gneis (graniet), kwartsiet (sediment), marmer (kalk), leisteen (kleisteen)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Sleep de hotspots naar de juiste plek in de afbeelding
Sedimentgesteente
Als sedimentgesteente onder druk of hitte verandert
Als sedimentgesteente smelt
Als metamorf gesteente smelt
Stollingsgesteente
Als er bij stollingsgesteente sprake is van vewering en/of erosie
Als er bij metamorf gesteente sprake is van vewering en/of erosie
Als stollingsgesteente weer smelt
Als stollingsgesteente door hitte of druk verandert

Slide 34 - Question de remorquage

Sedimentgesteente
Stollingsgesteente
Metamorf gesteente
Kalksteen
Zandsteen
Marmer
Leisteen
Graniet
Basalt

Slide 35 - Question de remorquage

Welke hoofdgroep gesteente is te zien in de afbeelding? Beargumenteer je keuze met gegevens uit de bron.

Slide 36 - Question ouverte