V3 - Spelling H2

Deze les
Spelling H2: met of zonder -n?

Aan het eind van de les:
  • weet je wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les
Spelling H2: met of zonder -n?

Aan het eind van de les:
  • weet je wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn telwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Met of zonder -n?
Telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden worden soms zelfstandig gebruikt. In dat geval spel je ze soms met een -n op het eind.

> Wat zijn telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?
Woorden als sommige, vele, enkele, beide

Slide 3 - Diapositive



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....


Telwoorden met -en

Slide 4 - Diapositive



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....




  • betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen

MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:


Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 5 - Diapositive

Met of zonder -n?
Maar:
  • tientallen, duizenden, honderden, miljoenen etc.

Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.

Slide 6 - Diapositive

Sommige/Sommigen leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommige
B
sommigen

Slide 7 - Quiz

Op Texel zag ik veel verschillende vogels; wel honderde/honderden.
A
honderde
B
honderden

Slide 8 - Quiz

Van alle studenten hebben vele/vele een voldoende gehaald voor hun toets.
A
vele
B
velen

Slide 9 - Quiz

Van die struiken wil ik er wel enkele/enkelen in mijn tuin.
A
enkele
B
enkelen

Slide 10 - Quiz

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide/beiden schuld
A
beide
B
beiden

Slide 11 - Quiz

De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 12 - Quiz

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn beide/beiden mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive