Les 5 Schakelen met halfgeleiders

Hoofdstuk 11 Schakelingen
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 11 Schakelingen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Herhalen Leerdoelen
Paragraaf 4: schakelen met magneten
11.4.1 Je kunt de drie onderdelen beschrijven van een eenvoudige automatische schakeling.
11.4.2 Je kunt de werking van een relais uitleggen.
11.4.3 Je kunt de onderdelen van een relais benoemen.
11.4.4 Je kunt uitleggen hoe schakelingen met een relais werken.
11.4.5 Je kunt de werking van een reedcontact uitleggen.

Slide 3 - Diapositive

Herhalen leerdoelen
Paragraaf 5: schakelen met halfgeleiders
11.5.1 Je kunt uitleggen of een diode de stroom doorlaat of tegenhoudt.
11.5.2 Je kunt uitleggen hoe je een led in een schakeling aansluit.
11.5.3 Je kunt de aansluitpunten van een transistor benoemen.
11.5.4 Je kunt uitleggen hoe een transistor in een schakeling werkt.
11.5.5 Je kunt schema’s van schakelingen met een transistor uitleggen.

Slide 4 - Diapositive

Diode
Een halfgeleider is een klein elektronisch onderdeel dat stroom doorlaat in één richting.

Een diode is een halfgeleider.

De richting waarin de diode stroom doorlaat, heet de doorlaatrichting. 
De richting waar de diode geen stroom doorlaat noem je de sperrichting.




Slide 5 - Diapositive

Led



Led is de afkorting van light emitting diode (licht uitzendende diode).


Slide 6 - Diapositive

Transistor
Een transistor is net als de diode en de led een halfgeleider. 
Een transistor kun je gebruiken als automatische schakelaar, net als een relais.

 Een transistor heeft verschillende voordelen:
• Een transistor is kleiner dan een relais.
• Een transistor is goedkoper dan een relais.
• Een transistor verbruikt minder elektrische energie dan een relais.


Slide 7 - Diapositive

Werking transistor
Een transistor heeft drie aansluitpunten:
• de collector (C)
• de basis (B)
• de emitter (E)

Door een transistor kunnen twee stromen lopen:
• van de basis naar de emitter,
• van de collector naar de emitter.

Slide 8 - Diapositive

Werking transistor
De stroom door de basis bepaalt of de transistor uitstaat of aanstaat.

• De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter .
• De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan stroom lopen van de collector naar de emitter. Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 9 - Diapositive

De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter .
De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan stroom lopen van de collector naar de emitter. Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 10 - Diapositive

Bijna alle stroom loopt via de LDR; de transistor staat in de UIT-stand.
Er loopt nu een klein stroompje via de basis; de transistor staat in de AAN-stand.

Slide 11 - Diapositive