Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Welkom in deze les!
Pak je leesboek Leg je spullen klaar
Geen telefoon Laptop dicht
Slide 1 - Diapositive
10 minuten stillezen
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Doel van 1.5 woorden
Ik leer ongeveer 25 nieuwe woorden.
Ik leer hoe ik handig nieuwe woorden leer.
Ik kan een samenstelling herkennen en benoemen.
Slide 3 - Diapositive
Wat is een samenstelling?
Slide 4 - Question ouverte
samenstelling
Een combinatie van twee of meer woorden die elk ook los kunnen voorkomen.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
samenstelling
Een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden die elk ook los kunnen voorkomen. Het laatste deel van de samenstelling is meestal het belangrijkst voor de betekenis.
Soms moeten er wel letters af of bij om een goede samenstelling te maken: valkuil (vallen – kuil), kindertekening (kind – tekening).
Vaak geven de losse woorden samen de betekenis: taaltalent is talent voor taal, woordenschat is een schat aan woorden.
Slide 7 - Diapositive
nieuwe woorden leren
waarom eigenlijk?
Slide 8 - Diapositive
Woordleerstrategieën
Niemand weet precies hoeveel Nederlandse woorden er bestaan:
ergens tussen de één en vijf miljoen.
Niemand kent ze allemaal. Wat doe je met al die onbekende woorden die je dagelijks tegenkomt?
In de leertekst van woorden leer je elk hoofdstuk een strategie(een manier) om met onbekende woorden om te gaan.
Slide 9 - Diapositive
nieuwe woorden
Wat betekenen ze?
Kunnen we er een goede zin mee maken?
Je krijgt een opdracht om dat te laten zien.
Slide 10 - Diapositive
Waar staan de woorden?
Ga naar 1.5 woorden.
Je ziet daar de woordenlijst met de betekenissen.
(26 betekenissen, 25 woorden)
Slide 11 - Diapositive
opdracht
Ga op internet op zoek naar een zin waarin dat woord op een goede manier gebruikt wordt. Door deze zin begrijp je de betekenis van het woord.
Doe dat met de woorden die jij hebt gekregen.
Type de zinnen in een Worddocument en onderstreep de woorden uit de woordenlijst. Sla het op met de naam: woorden 1.5
In de les ga je deze zinnen voorlezen aan een klasgenoot om te kijken of hij of zij het woord begrijpt.