28 september 2W tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Tekstverbanden
en signaalwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden
en signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockey.

Slide 3 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Concluderend verband: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.

al met al,concluderend, daarom, dat houdt in, dus


Slide 4 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.

Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood en cola halen.

Slide 5 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.

Ik moet mijn huiswerk maken, maar toch ga ik eerst Netflixxen.

Slide 6 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.

Slide 7 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Samenvattend verband: de auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Al met al kunnen we dus wel zeggen dat 2W niet de rustigste klas is. (maar wel een gezellige)


Slide 8 - Diapositive

In de vakantie heb ik met vriendinnen afgesproken en daarnaast heb ik ook veel gegamed.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 9 - Quiz

Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 10 - Quiz

Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 11 - Quiz

Ik heb mijn huiswerk gemaakt, maar ik heb het niet af gekregen.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Gister scheen de zon, maar vandaag regent het.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 13 - Quiz

Ik houd van verschillende sporten, bijvoorbeeld tennis en voetbal.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 14 - Quiz

Voordat ik naar mijn oma ging, fietste ik even langs de bakker.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 15 - Quiz

Hoe wordt 'concluderend verband' aangeduid in een tekst?
A
Met signaalwoorden zoals 'eerst', 'vervolgens', 'ten slotte'.
B
Met signaalwoorden zoals 'dus', 'concluderend', 'kortom'.
C
Met signaalwoorden zoals 'misschien', 'waarschijnlijk', 'wellicht'.
D
Met signaalwoorden zoals 'bijvoorbeeld', 'daarom', 'echter'.

Slide 16 - Quiz