Thema 5: Vakantie - H1 Belangrijke woorden
1 / 45
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
vakantie
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
Iets afzeggen of niet door laten gaan
A
bevestigen
B
annuleren
C
boeken
D
controleren
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Aangeven dat iets doorgaat, zoals het is afgesproken.
A
annuleren
B
bezichtigen
C
controleren
D
bevestigen
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Iets extra goed bekijken en bestuderen.
A
controleren
B
genieten
C
bezichtigen
D
bevestigen
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Reserveren
A
kopen
B
huren
C
controleren
D
boeken
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Nakijken
A
controleren
B
maken
C
genieten
D
bevestigen
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Koffers en tassen die je meeneemt op reis.
A
De brochure
B
De bagage
C
De mobile telefoon
D
De reisdocumenten
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Het land of de plaats waar je tijdens een reis naar toe gaat.
A
De bestemming
B
De bezienswaardigheid
C
De excursie
D
Het toerisme
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Iets wat de moeite waard is om te bekijken of te bezoeken.
A
De bagage
B
De bezienswaardigheid
C
De brochure
D
De excursie
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Een boekje met informatie
A
De excursie
B
De valuta
C
Het visum
D
De brochure
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Een uitstapje met als doel iets te leren.
A
De vakantie
B
Het verlof
C
De vaccinatie
D
De excursie
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
Alle belangrijke papieren voor een reis, zoals je paspoort of vliegtickets.
A
De reisdocumenten
B
De vaccinatie
C
De valuta
D
Het budget
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Diapositive
Beschrijving van de weg die je moet afleggen om ergens te komen.
A
De wegenkaart
B
De routebeschrijving
C
De wegomleiding
D
De excursie
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Diapositive
Een inenting of een prik
A
De vaccinatie
B
Het medicijn
C
De wond
D
De besmettelijke ziekte
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Vidéo
De geldsoort van een bepaald land.
A
Het budget
B
Het toerisme
C
De valuta
D
Het visum
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Diapositive
Genieten is ergens plezier aan beleven.
Waar geniet jij van?
Waar geniet jij van?
Slide 35 - Question ouverte
Slide 36 - Diapositive
De hoeveelheid geld die je ergens aan kan of wilt besteden.
A
De valuta
B
Het toerisme
C
Het budget
D
Het verlof
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Vidéo
Waar denk je aan bij het zien van het vorige filmpje?
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Diapositive
De tijd die je vrij krijgt van je werk.
A
Het verlof
B
De besteding
C
De opdracht
D
De werkdag
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Diapositive
Een vergunning om een land in of uit te reizen.
A
Het visum
B
De valuta
C
Het vaccin
D
Het budget
