SO woordenschat klas 1 periode 1

Voorbereiding SO 1 Nederlands 
Woordenschat 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding SO 1 Nederlands 
Woordenschat 

Slide 1 - Diapositive

LES 1
Vragen over de woorden van les 1

Slide 2 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
gering
A
veel
B
klein, weinig, matig
C
voorbijgaan, passeren
D
hulp vragen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent:
aandoen


Slide 4 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
verbijsterd

A
verdrietig
B
ergens aan meedoen
C
blij zijn
D
heel erg verbaasd, met stomheid geslagen

Slide 5 - Quiz

consequent, geordend, geregeld, gestructureerd, methodisch, ordelijk,
planmatig, stelselmatig
het land inbrengen, (handelswaar) importeren, gegevens inbrengen in een computer, wetten
invoeren ofwel wetten in gebruik nemen

een (vorm van) belediging, iemand opzettelijk zwart maken, strafbare en/of onjuiste informatie verspreiden, de roddel, de smaad de kwaadsprekerij

invoeren
de laster
systematisch 

Slide 6 - Question de remorquage

LES 2
Vragen over de woorden van les 2

Slide 7 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
aanraden
A
op grote schaal
B
niet meer dan
C
raad geven, advies geven
D
ongewenste dieren

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
ongelooflijk

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
vermoeden

A
gebrekkig spreken
B
vermomming
C
dat wat om je heen is
D
stelling zonder bewijs

Slide 10 - Quiz

Wat betekent:
stamelen

Slide 11 - Question ouverte

vermomming, je aanpassen aan de omgeving, zodat je niet opvalt, maskering, verkleding

dat wat om je heen is, de buurt, de streek, het gebied

niet te herkennen, incognito, vermommen/ maskeren,niet te kennen in de zin van onkenbaar, niet tekennen, onmerkbaar inde zin van niet (op) te merken, herleiden /ofwel onherleidbaar, niet te achterhalen. 
omgeving
onherkenbaar
camouflage

Slide 12 - Question de remorquage

LES 3
Vragen over de woorden van les 3

Slide 13 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
het voorval
A
afremmen, hinderen
B
ontwijken
C
fel, nijdig
D
de gebeurtenis

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
het rumoer

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
immers
A
onnodig ingewikkeld
B
namelijk, want, toch
C
aanmoedigen, stimuleren
D
leveren, afgeven, opbrengen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
vinnig

Slide 17 - Question ouverte

ontwijken, iets of iemand uit de weg gaan
uitleggen, verklaren, duidelijk maken, verduidelijken
onnodig ingewikkeld, onnodig uitgebreid, langdradig, met veel omwegen
toelichten
omslachtig
mijden

Slide 18 - Question de remorquage

LES 4
Vragen over de woorden van les 4

Slide 19 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
bekostigen
A
betalen, afrekenen
B
veroorzaken
C
grappig, lachwekkend
D
onnodig verbruiken, opmaken

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:
overbodig

Slide 21 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
de opbrengst
A
kopen, inslaan
B
achterlaten, niet nakomen van een afspraak
C
resultaat, verdienste
D
stichten, verzoorzaken

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
nalaten

Slide 23 - Question ouverte

onbruikbaar, ondienstig
origineel, echt, vanaf het begin
kopen, inslaan
oorspronkelijk
aanschaffen
nalaten

Slide 24 - Question de remorquage

LES 5
Vragen over de woorden van les 5

Slide 25 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
betekenis
A
aantekening
B
definitie
C
paragraaf
D
oorzaak

Slide 26 - Quiz

Wat betekent:
oorzaak

Slide 27 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
verklaring
A
toelichting
B
definitie
C
aantekening
D
overtreden

Slide 28 - Quiz

Wat betekent:
paragraaf

Slide 29 - Question ouverte

toelichting, getuigenis
instrument, vergrootglas
notitie, opmerking
microscoop
aantekening
verklaring

Slide 30 - Question de remorquage