H2toetsB2


Op welk type markt opereert Het Groot Symfonie Orkest in dit land?
Verklaar je antwoord!


Gebruik de bron
1 / 36
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Op welk type markt opereert Het Groot Symfonie Orkest in dit land?
Verklaar je antwoord!


Gebruik de bron

Slide 1 - Question ouverte

Wat is een kartel en wat is het nadeel van een kartel?

Slide 2 - Question ouverte


Wat kan een oorzaak zijn van de verandering in de bron?


Gebruik de bron

Slide 3 - Question ouverte

Produceren grotere bedrijven gemiddeld goedkoper dan kleine bedrijven?
Verklaar je antwoord

Slide 4 - Question ouverte

De prijs van een product is dit jaar € 1.249,- ten opzichte van vorig jaar is het product 5,7% goedkoper geworden.
Bereken de prijs van vorig jaar?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom is in sommige gevallen de aanbodlijn een verticale lijn?

Slide 6 - Question ouverte

Wanneer heeft een merk relatief niet-trouwe klanten?

Slide 7 - Question ouverte


Wat kan een oorzaak zijn van de verandering in de bron?


Gebruik de bron

Slide 8 - Question ouverte

Een ondernemer heeft € 9.800,- aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen € 65,- per product. Hij produceert 2.340 stuks. Bereken de kostprijs per product.

Slide 9 - Question ouverte

Welke zin uit de tekst hiernaast verklaart waarom op de markt van snijbloemen de aanbodlijn van snijbloemen naar rechts is verschoven?

Slide 10 - Question ouverte


Bereken de evenwichtsprijs 
en de evenwichtshoeveelheid.

Slide 11 - Question ouverte

Kunnen de vaste kosten per product dalen? Zo ja, leg dit uit.

Slide 12 - Question ouverte

De vraag was 5 jaar geleden 14.786.200.
nu is de vraag 6.345.900
Met hoeveel procent is de vraag verandert?

Slide 13 - Question ouverte

Een ondernemer heeft € 9.800,- aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen € 65,- per product. Hij produceert 2.340 stuks. Bereken de totale kosten.

Slide 14 - Question ouverte


Bereken de vraag als de prijs 
€ 1,35 is.

Slide 15 - Question ouverte


Bereken de prijs bij een aanbod van  1.900.

Slide 16 - Question ouverte


Welke stellingen over de bron zijn juist.


Gebruik de bron
A Bij P=30 is er een aanbodoverschot van 1,5 miljoen liter melk.
B Bij P=50 is de aangeboden hoeveelheid gelijk aan 0.
C Bij marktevenwicht is de marktomzet € 300.000,-.
D   Bij P=5 is de gevraagde hoeveelheid melk gelijk aan 0.
E   Bij P=5 bestaat er een vraagoverschot.

Slide 17 - Question ouverte

Bereken de procentuele verandering van de evenwichts-omzet op de markt van 2012 naar 2015

Slide 18 - Question ouverte


Bereken voor 2014 welke afzet 
minimaal nodig was om alle kosten uit de opbrengst te kunnen betalen.


Gebruik de bron

Slide 19 - Question ouverte


Bereken het verlies van Jansen in 
het jaar 2015.
Is het verstandig van Jansen om -ondanks het verlies- 
in 2015 de aardbeien te verkopen? Licht je antwoord toe.


Gebruik de bron

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

MONOPOLIE
VOLKOMEN CONCURRENTIE
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE
OLIGOPOLIE
2
Aanbieders: één

Heterogeen / homogeen: beide

1
Aanbieders: veel

Heterogeen / homogeen: heterogeen


3
Aanbieders: enkele

Heterogeen / homogeen: beide

4
Aanbieders: veel

Heterogeen / homogeen: homogeen

Slide 22 - Question de remorquage

Bij een prijs van € 250.000,- is er een vraagoverschot van vrijstaande huizen. Hoe reageert de huizenmarkt op een vraagoverschot?
Zet de zinnen in de juiste volgorde
Vrijstaande huizen staan maar zeer kort te koop; veel belangstellenden vissen achter het net.
Een deel van de huizenkopers ziet af van een vrijstaand huis en koopt een (goedkopere) twee-onder-een-kapwoning.
Aanbieders van een vrijstaand huis verhogen de verkoopprijs omdat ze hun huis heel makkelijk kunnen verkopen.
De vraag naar vrijstaande huizen wordt gelijk aan het aanbod van vrijstaande huizen.
1
2
3
4

Slide 23 - Question de remorquage

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Monopolie
Oligopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 24 - Question de remorquage

Hoe reageert een markt op een aanbodoverschot?
Zet de zinnen in de juiste volgorde
de gevraagde hoeveelheid zal stijgen, de aangeboden hoeveelheid dalen
een deel van de aangeboden producten wordt niet verkocht
aanbieders die hun producten niet verkocht krijgen, verlagen de verkoopprijs
de markt komt 'automatisch' in evenwicht
3
2
1
4

Slide 25 - Question de remorquage

Hieronder staan vijf kosten. Geef van elke kost aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Vaste kosten
Variabele kosten
Reclamekosten
Verzendkosten
Loon vast personeel
Huur
Grondstoffen

Slide 26 - Question de remorquage

Wat voor een marktvorm vormen de restaurants in Hoorn?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 27 - Quiz

I Bij homogene goederen is de concurrentie minder dan bij heterogene producten
II Naarmate er meer concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 28 - Quiz

I Bij monopolistische concurrentie is er geen sprake van heterogene producten.
II De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.

A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 29 - Quiz

Een ondernemer heeft € 800,- aan vaste kosten. De variabele kosten bedragen € 5,- per product. Hij produceert 20 stuks. De verkoopprijs is € 90,-De afzet is
A
€ 100,-
B
€ 1.800,-
C
100
D
20

Slide 30 - Quiz

Door kartelvorming tegen te gaan, zorgt de overheid dat prijzen van producten ....
A
dalen
B
stijgen

Slide 31 - Quiz


De overheid wil dat we, ook bij gelijkblijvende benzineprijzen, minder autokilometers maken, waardoor we minder bezine verbruiken en de milieuvervuiling afneemt. 
Gebruik de bron
Welke van de volgende maatregelen van de overheid kunnen de oorzaak zijn van de verschuiving van de vraaglijn V1 naar V2?
A
De overheid voert rekeningrijden in: de automobilist betaalt per gereden kilometer een bedrag aan de overheid
B
De overheid verhoogt de accijns (belasting) op benzine, waardoor de benzineprijs stijgt
C
De overheid investeert extra in uitgebreider openbaar vervoer
D
De overheid verlaagt de prijs van het openbaar vervoer

Slide 32 - Quiz


Bekijk de lijn hiernaast. Welke functie hoort bij deze lijn?
A
Q=-0,25P+275
B
Q=-0,25P+162,5
C
Q=-4P+350
D
Q=-4P+275

Slide 33 - Quiz


Door ontwikkelingen op de markt kan de prijs van 'groene' melk
veranderen. Hiervoor worden twee oorzaken gegeven:

Oorzaak 1: De consument wordt steeds milieubewuster bij de aanschaf van goederen.
Oorzaak 2: Verbetering van de productiemethodes verlagen de variabele kosten per liter groene melk
Gebruik de bron
Welke grafiek past bij oorzaak 1?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D

Slide 34 - Quiz


Door ontwikkelingen op de markt kan de prijs van 'groene' melk
veranderen. Hiervoor worden twee oorzaken gegeven:

Oorzaak 1: De consument wordt steeds milieubewuster bij de aanschaf van goederen.
Oorzaak 2: Verbetering van de productiemethodes verlagen de variabele kosten per liter groene melk
Gebruik de bron
Welke grafiek past bij oorzaak 2?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive