Instructie 3.5 Variatie in genotypen

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Bij ongeslachtelijke voortplanting heb je twee planten nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Je ziet een lelietje-van-dalen,
Kan het lelietje-van dalen zich ongeslachtelijk voortplanten?
Kan het lelietje-van dalen zich geslachtelijk voortplanten?
hint
Zie je een bloem/zaad/vrucht?  Dan is het geslachtelijk
Zie je wortelstokken/uitlopers/stekken/knol/bol?  Dan is het ongeslachtelijk
A
ja, ongeslachtelijk en ja, geslachtelijk
B
ja, ongeslachtelijk en nee, niet geslachtelijk
C
nee, niet ongeslachtelijk en ja, geslachtelijk
D
nee, niet ongeslachtelijk en nee, niet geslachtelijk

Slide 11 - Quiz

Wat is geen voorbeeld
van ongeslachtelijke voortplanting bij planten?
A
Deling en stekken
B
Bollen en knollen
C
Uitlopers en wortelsstokken
D
Stuifmeelkorrels en eicellen

Slide 12 - Quiz


Oeverkruid plant zich voort door uitlopers en door zaden.
Geef bij elk van deze manieren van voortplanting aan of die geslachtelijk of ongeslachtelijk is.
A
uitlopers = geslachtelijk zaden = geslachtelijk
B
uitlopers = ongeslachtelijk zaden = geslachtelijk
C
uitlopers = geslachtelijk zaden = ongeslachtelijk
D
uitlopers = ongeslachtelijk zaden = ongeslachtelijk

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding is een krokusknol met enkele scheuten getekend. De scheuten kunnen van de knol worden gehaald en verder groeien als afzonderlijke planten.
Is dit een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting of ongeslachtelijke voortplanting?
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 14 - Quiz

Mutagene invloeden kunnen zorgen voor mutaties in DNA. Wanneer zijn de (negatieve) gevolgen hiervan het grootst?
A
Bij mutaties in een lichaamscel
B
Bij mutaties in een geslachtscel

Slide 15 - Quiz

Plotselinge verandering van het genotype heet een
A
mutageen
B
mutatie
C
DNA verandering
D
celdeling

Slide 16 - Quiz

Huidkanker wordt veroorzaakt door een mutatie, in wat voor soort cel zit deze mutatie?
A
Lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 17 - Quiz

Waar/niet waar: Een röntgenfoto vergroot de kans op een mutatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
dit is geen mutatie

Slide 19 - Quiz

Wordt een mutatie in een lichaamscel overgedragen aan het nageslacht?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz