les 64 - 13/06/2022 Lijdend en meewerkend voorwerp

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Lundi 13 juin

- Parler de ton weekend dernier 

- répéter les pronoms COD (LV) et COI (MV) 

- S'entrainer avec les pronoms

                 

                  

Faire des exercices de vocabulaire  / grammaire

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?

1. Il donne beaucoup d'argent.
2. Il donne de l'argent à Marc.

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?

1. Je m'appelle Isabelle.
2. Je t'écrit souvent.

In welke zin staat een lijdend voorwerp?

1. Il lui promène.
2. Il le cherche.

Door welke woorden kun je het meewerkend voorwerp vervangen?

1. me, te, le, la, nous, vous, leur
2. me, te, lui, nous, vous, les
3. me, te, lui, nous, vous, leur

Vervang het lijdend / meewerkend voorwerp:

J'ecris à ma soeur

1. Je lécris
2. Je leur écris
3. J'écris lui
4. Je lui écris

Waar kun je een lijdend voorwerp door vervangen?

1. un, une, des
2. le, la, l', les
3. du, de la, de l', des
4. c'est

lijdend voorwerp:
vous connaissez le garçon?

1. je le connais
2. je la connais
3. je l'connais
4. je les connais

Vervang het lijdend / meewerkend voorwerp:

J'ecris une lettre

1. Je lui écris
2. Je l'écris
3. J'écris le
4. Je le écrire

Welk meewerkend voorwerp is hier vervangen?

Tu leur parles.

1. Tu parles à ton frère
2. Tu parles à tes parents
3. Tu parles à ta soeur
4. Tu parles à personne

Vervang het lijdend vw:
Ils mangent une pomme.

1. Ils le mangent
2. Ils la mangent
3. Ils mangent la
4. Ils mangent le

Wat is het lijdend voorwerp:
J'achète un nouveau jeans

1. un nouveau
2. jeans
3. un nouveau jeans
4. J'achète

het meewerkend voorwerp
Tu as dit à Marie de partir?

1. Je lui ai dit de partir
2. je l'ai dit de partir

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.

1. Je le mange
2. Je la mange
3. Je l' mange
4. Je les mange

On vend cette maison.
Wie of wat is het lijdend voorwerp?

1. cette maison
2. vend
3. On
4. er is geen lijdend voorwerp

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.

1. Elle le met
2. Elle la met
3. Elle l' met
4. Elle les met

Je mange le chocolat.
Vervang het lijdend voorwerp.

1. Je l'mange.
2. Je la mange.
3. Le je mange.
4. Je le mange.

Waar plaats ik het lijdend voorwerp in de zin?

1. voor de persoonsvorm
2. na de persoonsvorm

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?

1. Altijd voor de persoonsvorm.
2. Altijd voor het voltooid deelwoord.
3. Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
4. Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Hoe herken je een meewerkend voorwerp
in een Franse zin?

1. begint met: du, de la, de, des
2. begint met: avec, pour
3. begint met: à, au, à la
4. begint met: à, au, aux

In welke zin staat een meewerkend voorwerp?

1. Je ne téléphone pas.
2. Je lui téléphone.

Een meewerkend voorwerp begint met een...

1. à woord
2. de woord
3. een werkwoord
4. een onderwerp

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.

1. Elle le parle
2. Elle lui parle
3. Elle les parle
4. Elle leur parle

In welke zin staat het meewerkend voorwerp op de juiste plek?

1. Tu nous vas demander de l'argent.
2. Tu vas nous demander de l'argent.

Wat is het lijdend vw in de zin?

Je connais cette actrice.

1. Je
2. Je connais
3. actrice
4. cette actrice

Vervang het lijdend vw.

Tu as les billets?

1. le
2. la
3. les
4. l'

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.

1. Je le mets
2. Je la mets
3. Je l' mets
4. Je les mets

Vervang het lijdend vw;
Elle met le jean.

1. elle la met
2. elle le met
3. elle met la
4. elle lui met

- Kennis maken met de stad Strasbourg

- Kennis maken met de Dialect uit de regio Alsace

- vertellen over je zakgeld en jouw bijbaantje

- een voorwerp beschrijven