herhaling en thema gezondheid

Taalklas
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taalklas

Slide 1 - Diapositive

welke dag en datum is het vandaag?

Slide 2 - Question ouverte

Welk seizoen is het?
A
lente
B
zomer
C
winter
D
herfst

Slide 3 - Quiz

Een jaar heeft .......seizoenen
A
12
B
4
C
6
D
2

Slide 4 - Quiz

Taalklas vandaag
Sector en stage
Herhalen woorden en woorden "gezondheid"
Lezen
Numo

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijke gegevens
Persoonlijk --> 
Je voornaam en achternaam, je geboortedatum en plaats, telefoon en e-mail adres.
Je adres --> 
straat, huisnummer, postcode, woonplaats

Je BSN --> 

Slide 6 - Diapositive

Je bsn nummer
Staat op je paspoort/ ID kaart

Gebruik je voor:
"officiele formulieren" bijvoorbeeld om je rijbewijs aan te vragen.

Ieder heeft zijn eigen nummer!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

plaats, straat en huisnummer
A
adres
B
wijk
C
woning
D
land

Slide 9 - Quiz

ID en paspoort?

Slide 10 - Diapositive

het legitimatiebewijs
Officieel papier of pasje waarmee je kunt bewijzen wie je bent.
Een paspoort is een legitimatie-bewijs

Slide 11 - Diapositive

Sectoren Dienstverlening en Zorg

Slide 12 - Diapositive

Sector groen

Slide 13 - Diapositive

Sectoren

Slide 14 - Diapositive

Sector Winkel

Slide 15 - Diapositive

Sector Techniek

Slide 16 - Diapositive

Sector: detailhandel

werken in een winkel
schoonmaker
bewaker
congierge

Slide 17 - Diapositive

Verschillende sectoren

Slide 18 - Diapositive

Werken in de horeca

Slide 19 - Diapositive

De horeca
Bedrijfstak waar hotels, restaurants en cafe's bij horen.

Slide 20 - Diapositive

Bij welke sector past dit beroep?
A
Winkel
B
Groen
C
Techniek
D
Horeca

Slide 21 - Quiz

Bij welke sector past dit beroep?
A
Winkel
B
Groen
C
Techniek
D
Zorg

Slide 22 - Quiz

Bij welke sector past dit beroep?
A
Verkoop en logistiek
B
Horeca
C
Techniek
D
Zorg en dienstverlening

Slide 23 - Quiz

Belangrijke woorden op stage en werk
Wat is een collega?
Wat is externe stage?
Wat is interne stage?


Slide 24 - Diapositive

60 seconden
A
etmaal
B
uur
C
tel
D
minuut

Slide 25 - Quiz

geen oorlog
A
staking
B
vrede
C
overwinning
D
bewapenen

Slide 26 - Quiz

Zo gezond als een ...............
A
banaan
B
vis
C
tomaat
D
octopus

Slide 27 - Quiz

In groente en fruit zitten veel .......... die helpen om gezond te blijven.
A
vitamines
B
gezonde dingen
C
vruchtvlees
D
pitjes

Slide 28 - Quiz

de gezondheid
A
dieet
B
ziekte
C
koorts
D
hoe het gaat met je lichaam

Slide 29 - Quiz

Wat is een bijsluiter?
Een bijsluiter is een boekje/folder met informatie dat je krijgt bij medicijnen,

Slide 30 - Diapositive

De bijsluiter
Een briefje bij een medicijn waarop staat wat er in dat medicijn zit, wat het medicijn met je doet en hoe je het medicijn moet gebruiken.

Slide 31 - Diapositive

De bijsluiter

Slide 32 - Diapositive

Wat je van iemand kan zeggen
die veel sport
A
krachtpatser
B
stoer
C
sportief
D
sterk

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Welke sporten ken jij?

Slide 35 - Question ouverte

Wie is er sportief?
Wie zit er op een sport?
Wie beweegt?

Slide 36 - Diapositive

Het eetpatroon
Wat je elke dag eet en wanneer je dat doet.

Slide 37 - Diapositive

Ontbijt jij in de ochtend?
ja
nee

Slide 38 - Diapositive



Ontbijt

Slide 39 - Diapositive

het eetpatroon

Slide 40 - Diapositive

het dieet

Slide 41 - Diapositive

Het dieet
De regels die zeggen of je wel of niet mag eten of drinken, bijvoorbeeld als je wilt afvallen.

Slide 42 - Diapositive

Gesprek voeren
Samen praten

Vragen stellen en luisteren

Slide 43 - Diapositive

met elkaar praten 
gesprek voeren

 

Slide 44 - Diapositive

openingsvraag

Vervolgvraag

Slide 45 - Diapositive

L: 'Wat ga je dit weekend doen?'
M:: 'Ik ga voetballen'.
Max: Sport jij ook?

vervolgvraag?
A
Wat ga je dit weekend doen?
B
Ik ga voetballen.
C
Sport jij ook?

Slide 46 - Quiz

collega 1: Hey! Wat vind jij van het nieuwe werkrooster?
collega 2: Ik vind het prima. Ik heb veel ochtenddiensten.
collega 1: Werk je dan het liefste 's ochtends?
collega 2: Ja, dat vind ik fijner.
Welke vervolgvraag kan collega 1 stellen?
A
Wat vind je fijner aan in de ochtend werken?
B
Wat ga je vanmiddag eten?

Slide 47 - Quiz

Vervolgvraag
Als je een antwoord niet hebt begrepen of juist meer over het antwoord wilt weten, kun je een vervolgvraag stellen.

Weet je nog?
Een vervolgvraag is een nieuwe vraag waarmee je om meer informatie vraagt. Een vervolgvraag begint meestal met een vraagwoord zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.

Slide 48 - Diapositive

c Lees en speel na en stel een vervolgvraag (duo's)

Slide 49 - Diapositive

Welke vervolgvraag kan Emine stellen?
A
Waar kan ik mezelf meten?
B
Waar kan ik een andere achtbaan vinden?
C
Haal even een meetlat voor me.
D
Ja, doei, ik ga gewoon lekker in de rij staan!

Slide 50 - Quiz

samen lezen

Slide 51 - Diapositive

Numo

Slide 52 - Diapositive