Tekeninglezen 1e jaar

Tekeninglezen.
waar denk je aan?
1 / 27
suivant
Slide 1: Carte mentale
TekeninglezenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tekeninglezen.
waar denk je aan?

Slide 1 - Carte mentale

Tekeninglezen, is het lezen van een
A
Kleuren tekening
B
Technische tekening
C
Schematische tekening
D
Tekening

Slide 2 - Quiz

Hoeveel aanzichten zijn er in een Amerikaanse projectie?
A
Twee
B
Vier
C
Zes
D
Acht

Slide 3 - Quiz

Dit is de .......
projectie methode.
A
Europese
B
Isometrische
C
Australische
D
Amerikaanse

Slide 4 - Quiz

In het titelblok staat o.a. vermeld:
A
prijs, benaming, kleur
B
schaal, kleur, papierformaat
C
schaal, papierformaat, prijs
D
schaal, benaming, papierformaat

Slide 5 - Quiz

Welke projectie methode is dit?
A
1e kwadrant projectie
B
Amerikaanse projectie
C
3e kwadrant projectie
D
Europese projectie

Slide 6 - Quiz

Waarom heb je een technische tekening nodig om een onderdeel te maken?
A
staan de eisen waaraan een technische tekening moet voldoen
B
staan mooie plaatjes op
C
staan de voorkeuren voor het onderdeel op
D
om te bewaren

Slide 7 - Quiz

Wat is een doorsnede?
A
een manier om de buitenzijde weer te geven
B
een manier om de zijkant weer te geven
C
een manier om de binnenzijde weer te geven
D
een manier om de onderkant weer te geven

Slide 8 - Quiz

Welke soorten tekeningen zijn er?
A
samenstellingstekening
B
overzichtstekening
C
monotekening
D
stereotekening

Slide 9 - Quiz

Op een samenstellingstekening vind je:
A
losse onderdelen van het werkstuk
B
meerdere onderdelen van het werkstuk
C
het complete werkstuk
D
een detail van het werkstuk

Slide 10 - Quiz

Welke tekeningen maakt de tekenaar?
A
alleen een samenstellingstekening
B
een samenstellingstekening en monotekening
C
alleen een monotekening
D
geen tekeningen

Slide 11 - Quiz

De maten op een werktekening staan aangegeven in:
A
milimeters
B
centimeters
C
decimeters
D
meters

Slide 12 - Quiz

Een technicus freest een stalen werkstuk. welk soort tekening gebruikt hij?
A
een 2D-tekening
B
een 3D-tekening
C
een iso-projectie tekening
D
een schets

Slide 13 - Quiz

Een titelblok geeft aan:
A
titel
B
algemene informatie over de tekening
C
kleursamenstelling
D
verkoop informatie

Slide 14 - Quiz

Dit is de .... projectie methode.
A
Europese
B
Amerikaanse
C
Engelse
D
Australische

Slide 15 - Quiz

Welke projectie methode staat hier?
A
Amerikaans
B
1e kwadrant projectie methode
C
Europese
D
3e kwadrant projectie methode

Slide 16 - Quiz

Waar staat het titelblok op een tekening?
A
linksboven op een technische tekening
B
rechtsboven op een technische tekening
C
linksonder op een technische tekening
D
rechtsonder op een technische tekening

Slide 17 - Quiz

In het titelblok vind je informatie over:
A
de tekening
B
het werkstuk
C
de tekening en het werkstuk
D
die informatie kun je vinden op internet

Slide 18 - Quiz

In de stuklijst staat informatie over:
A
de losse onderdelen
B
de machines
C
de vaste onderdelen
D
de tekening

Slide 19 - Quiz

Hoeveel aanzichten van een tekening kun je bekijken met een 3D-tekenprogramma?
A
3 verschillende aanzichten
B
6 verschillende aanzichten
C
oneindig veel aanzichten
D
8 verschillende aanzichten

Slide 20 - Quiz

Welke afmetingen vind je in de kolom 'afmeting'?
A
de afmetingen die het betreffende onderdeel moet krijgen
B
de afmetingen van het materiaal wat je nodig hebt

Slide 21 - Quiz

Waaraan kun je zien welke functie een lijn heeft? (2 antwoorden mogelijk)
A
aan de lengte van de lijn
B
aan de dikte van de lijn
C
aan de kleur van de lijn
D
aan het patroon van de lijn

Slide 22 - Quiz

Wat geeft een arcering in een doorsnede aan?
A
de plaats waar het werkstuk is doorgesneden
B
de haaksheid van het doorsnijdingsvlak
C
de plaats waar materiaal zit in de doorsnede

Slide 23 - Quiz

Wat betekend ∅?
A
symbool voor rond
B
afkorting voor radius
C
afkorting voor sleutelwijdte

Slide 24 - Quiz

Wat betekend R?
A
symbool voor rond
B
afkorting voor radius
C
afkorting voor sleutelwijdte

Slide 25 - Quiz

Wat betekend SW?
A
symbool voor rond
B
afkorting voor radius
C
afkorting voor sleutelwijdte

Slide 26 - Quiz

Welke maatwaarde geef je aan met het symbool ∅?
A
radius van een cirkel
B
de middellijn van een cirkel

Slide 27 - Quiz