Taalcompleet thema 3 (A1)

Wat zie je?
timer
1:00
1 / 37
suivant
Slide 1: Question ouverte
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat zie je?
timer
1:00

Slide 1 - Question ouverte

Waardoor ga je naar binnen?
A
door het raam
B
door het balkon
C
door de deur

Slide 2 - Quiz

T
Thema 3
Wonen

Slide 3 - Diapositive

Waardoor kijk je naar buiten?
A
door het raam
B
door het dak
C
door de muur

Slide 4 - Quiz

Wat zie je?
timer
1:00

Slide 5 - Question ouverte

Wat zie je?
Kijk naar de pijl
timer
1:00

Slide 6 - Question ouverte

Hij ______ welkom!
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 7 - Quiz

Wat zie je?

Slide 8 - Question ouverte

Typ de goede vorm van zeggen:
Wat _____ je?

Slide 9 - Question ouverte

Jullie ______ hallo.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 10 - Quiz

Wij drinken een _____ koffie.
A
kopje
B
alleen
C
nieuw

Slide 11 - Quiz

Typ de goede vorm van zeggen:
Turan en Dave ______ doei.

Slide 12 - Question ouverte

Marja is ______ van meneer Zinhi.
A
een beetje
B
alleen
C
de buurvrouw

Slide 13 - Quiz

Mijn vrouw is niet ______.
A
beetje
B
thuis
C
koekje

Slide 14 - Quiz

Schrijf de goede vorm van zijn:
Het _____ gezellig in huis.

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van zijn:
De slaapkamers ________ onder het dak.

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van zijn:
Het kopje ____ in de keuken.

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van hebben:
De buren _____ een groot huis.

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van hebben:
______ je een open keuken in je huis?

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van hebben: Mijn vriendin _____ geen huis.

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van gaan:
Ik _____ naar huis.

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van lopen:
De kinderen ______ op de trap.

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van wonen:
Mijn vader ______ niet in Nederland.

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van wonen:
_______ jij in Amsterdam?

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van wonen:
Isabel ______ in Spanje.

Slide 25 - Question ouverte

Welke kleur is dit?
goenr

Slide 26 - Question ouverte

Welke kleur is dit?
zrawt

Slide 27 - Question ouverte

Welk woord zie je?
leost

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van koken:
Henk _____ in de keuken.

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van zijn:
Ik _____ in de keuken.

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van kopen:
Rihana _____ een groene bank.

Slide 31 - Question ouverte

Schrijf de goede vorm van kiest:
Anton _____ een wit bed.

Slide 32 - Question ouverte

Maak een goede zin met de woorden:
met een potlood ik schrijf.

Slide 33 - Question ouverte

Maak een goede zin met de woorden:
Glenda koffie drinkt.

Slide 34 - Question ouverte

Maak een goede zin met de woorden:
liggen de kinderen in bed.

Slide 35 - Question ouverte

Maak een goede zin met de woorden:
in een flat Lisa en Siem wonen.

Slide 36 - Question ouverte

Heb je nog vragen?

Slide 37 - Question ouverte