Oefenen met ir-werkwoorden en uitleg

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wie is jouw idool?  * Waarom vind je hem goed? * 
* Heb  je zijn handtekening al? * Weet je alles over jouw idool?
* Hoe lang ben je al fan?

Hoe zeg je:
* Dat is Alexy Bosetti.  * Omdat  hij een goede voetballer is.
* Nee, helaas nog niet. * Ja, ik lees al zijn berichten op Facebook.
* Sinds vier jaar.

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Parler français
Hoe vraag je: 
* Wie is jouw idool?  * Waarom vind je hem goed? * 
* Heb  je zijn handtekening al? * Weet je alles over jouw idool?
* Hoe lang ben je al fan?

Hoe zeg je:
* Dat is Alexy Bosetti.  * Omdat  hij een goede voetballer is.
* Nee, helaas nog niet. * Ja, ik lees al zijn berichten op Facebook.
* Sinds vier jaar.

Slide 1 - Diapositive

C'est qui ton idole?
C'est Alexy Bosetti. 
C'est .................

Slide 2 - Diapositive

Pourquoi tu l'aimes bien?
Parce que c'est un bon joueur de foot.
Parce que c'est ..................

Slide 3 - Diapositive

Tu as déjà son autographe?
Non, malheureusement pas encore.

Slide 4 - Diapositive

Est-ce que tu sais tout sur ton idole?
Oui, je lis tous ses messages sur Facebook.

Slide 5 - Diapositive

Tu es fan depuis combien de temps?
Depuis quatre ans.

Slide 6 - Diapositive

Het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -ir
Finir (eindigen / afmaken)
Choisir (kiezen)
Grandir (groeien)
Rougir (blozen)
Réfléchir (nadenken)
Réussir (slagen)
Remplir (invullen)

Slide 7 - Diapositive

Doel:

Aan het einde van de les kan ik de werkwoorden op -ir vervoegen in de présent en passé composé

Slide 8 - Diapositive

Eerst even wat herhalen, namelijk ...

Hoe zat het ook al weer met de reglematige werkwoorden op -er?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Het vervoegen van regelmatige werkwoorden op -ir
Finir (eindigen / afmaken)
Choisir (kiezen)
Grandir (groeien)
Rougir (blozen)
Réfléchir (nadenken)
Réussir (slagen)
Remplir (invullen)

Slide 12 - Diapositive

Vervoegen regelmatige werkwoorden op -ir 
 présent (ott)

Stap 1= Stam van het werkwoord maken ==>
Stam = hele werkwoord zonder ir
Voorbeeld = Finir - ir ==> FIN

Slide 13 - Diapositive

Stap 2: De juiste uitgangen aan de stam vastplakken ==>
Je + is
Tu + is
Il/elle/on + it
Nous + issons
Vous + issez
Ils/elles + issent

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld
Je finis
Tu finis
Il/elle/on finit
Nous finissons
Vous finissez
Ils/elles finissent

Slide 15 - Diapositive

Vervoegen regelmatige werkwoorden op -ir 
 passé composé (vtt)
De passé composé bestaat uit:

1. Vorm van het hulpwerkwoord avoir
+
2. Voltooid deelwoord

Slide 16 - Diapositive

Het werkwoord avoir
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils/elles ont

Slide 17 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ir
Stap 1:
Hele werkwoord zonder ir (= stam maken)

Stap 2:
Stam + i 
(= uitgang voltooid deelwoord aan stam vastplakken)
Fin  + i = fini

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld:
J'ai fini
tu as fini
il/elle/on a fini
nous avons fini
vous avez fini
ils/elles ont fini

Slide 19 - Diapositive

Even oefenen

Slide 20 - Diapositive

rougir, présent, tu ...
A
rouges
B
rougis
C
rougit
D
rouget

Slide 21 - Quiz

réfléchir, présent, vous ...
A
réfléchez
B
réfléchisez
C
réfléchissez
D
réfléchsez

Slide 22 - Quiz

choisir, présent, nous ...
A
choisisons
B
choississons
C
choisons
D
choisissons

Slide 23 - Quiz

remplir, présent, nous ...
A
remplissons
B
remplions
C
remplons
D
remplisons

Slide 24 - Quiz

remplir, passé composé, vous ...
A
avez remplé
B
avez rempli
C
avez remplu
D
avez rempliré

Slide 25 - Quiz

finir, passé composé, tu ...
A
as finu
B
as finé
C
as fini
D
as finiré

Slide 26 - Quiz

réfléchir, passé composé, elles ...
A
ont réfli
B
ont réfléchiri
C
ont réfléché
D
ont réfléchi

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive