Les 3.1G (Ma. 15-1-2024 >Sprong leesboekje)

• Duits
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3

Guten Mittag!

Montag den 15. Januar

Inhoud vandaag

• Leesboekje > Zelfstandig en met hulp aan het werk.
• --> Sprong maken met het boekje!
• 
  
• Ein Deutsche Bericht schreiben; Wie funktioniert das?

LEESVAARDIGHEID

LEZEN in het Duits  a.h.v. verschillende stappen: 

-   Voorspellen 

-   Verhelderen (het zoeken van betekenissen zonder      

   woordenboek)

- Een tekst in tweetallen lezen en vragen beantwoorden

Ein kleines Lesebuch

 > "Das schnelle Glück"

> Leesboekje

> Afsluiting: Overkoepelende toets + opdracht.

Wie? Was? Wann?

  >  2 Aufgaben:     (Du bekommst eine Note hierfür!)

1. In Zweiergruppen: Kapitel zusammenfassen + 5 schwierige Wörter!

2. Suche Fotos von 5 Gebäuden oder Platzen in Berlin und erzähle kurz etwas darüber auf Deutsch!

Zeit: Drei bis vier Unterichtswochen (Zwei Wochen)

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Zeit

Warum:

: Zusammen Lesen

: Gesammte Klasse + in zweiergruppen

: 40 Minuten!

   Als Übung für die Leseprüfung und die Taaltaak.

   Regelmatige werkwoorden 

en regelmatige werkwoorden eindigend op -s, -z, -ß, -x, -d, -t

Vervoegen regelmatige werkwoord

• Hele werkwoord
• Stam maken: hele werkwoord -en
• Goede uitgang achter de stam zetten

ich	-e
du	-st
er/sie/es	-t
wir	-en
ihr	-t
sie/Sie	-en

Regelmatige werkwoord

pers. vnw	stam	uitgang
ich	wohn	-e
du	mach	-st
er/sie/es	spiel	-t

pers. vnw	stam	uitgang
wir	wohn	-en
ihr	mach	-t
sie/Sie	spiel	-en

Ezelsbruggetje

(fe) e-st-t-en-t-en

Aufgaben!

Maak op de volgende dia's de 

opgaven.

Du [schreiben] auf dem Papier.

1. schreiben
2. schreibst
3. schreibt
4. schreibe

Wann [gehen] ...er nach Hause?

Ihr (tanzen) im Zimmer.

Das Kind [sitzen] auf dem Stuhl.

Meine Mutter [wohnen] in Berlin.

Die Kinder [verletzen] sich beim Spielen.

Im Bücherladen [kaufen] ich ein Buch.

Mein neues Handy [passen] nicht in meine kleine Handtasche.

Hoe helder heb je de regelmatige werkwoorden nu?

010

Nu jullie: vervoeg de werkwoorden (ik-vorm + er/sie/es)

1. kommen	komen
2. spielen	spelen
3. wohnen	wonen
4. leben	leven
5. machen	maken
6. (be)suchen	(be)zoeken

7. gehen	gaan
8. grüßen	groeten
9. putzen	poetsen
10. küssen	kussen
11. reisen	reizen
12. heißen	heten

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Zeit

Warum:

: Aufgaben 19/21 (K1)  > Wörter ändern.

: Selbstständig

: ungefähr 15 Minuten

   Als Übung für die schreibaufgaben

Bis Donnerstag!