18/5: meervoud

Hallo!
Deze les zal gaan over het meervoud.

Je krijgt eerst een beetje uitleg!


1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Hallo!
Deze les zal gaan over het meervoud.

Je krijgt eerst een beetje uitleg!


Slide 1 - Diapositive

enkelvoud en meervoud

ENKELVOUD = 1 ding

MEERVOUD = meer dan 1 ding

Slide 2 - Diapositive

1. Meervoud -s
Alle woorden die eindigen op -é, -e, -el, -en, -er, -em, -ie

Bijvoorbeeld:
café --> cafés
jasjE --> jasjes
tafEL --> tafels
bakkER --> bakkers
bezEM --> bezems
vakantIE --> vakanties

Slide 3 - Diapositive

3. Meervoud -en
krant --> krantEN

boek --> boekEN

MAAR!!!

boom --> bomEN (maar één o!)
pen --> penNEN (2x n!)
huis --> huiZEN (s wordt z)
dief --> dieVEN (f wordt v)

Slide 4 - Diapositive

2. Meervoud 's
Bij alle woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, -y

Bijvoorbeeld:
opA --> opa's
taxI --> taxi's
autO --> auto's
paraplU --> paraplu's
babY --> baby's

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat moet ik doen?
* Je krijgt oefeningen op het meervoud.

* Maak ze ALLEMAAL!

* SUCCES!

Slide 7 - Diapositive

STAP 1
Is het enkelvoud of meervoud? 

Kies het juiste antwoord.

Slide 8 - Diapositive

BOOM
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 9 - Quiz

BABY'S
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 10 - Quiz

KOEIEN
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 11 - Quiz

SCHOEN
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 12 - Quiz

STAP 2
Geef het meervoud van de volgende woorden.

DENK GOED AAN DE REGELS!

Slide 13 - Diapositive

tafel

Slide 14 - Question ouverte

café

Slide 15 - Question ouverte

arm

Slide 16 - Question ouverte

tand

Slide 17 - Question ouverte

auto

Slide 18 - Question ouverte

lepel

Slide 19 - Question ouverte

paraplu

Slide 20 - Question ouverte

muis

Slide 21 - Question ouverte

balpen

Slide 22 - Question ouverte

duif

Slide 23 - Question ouverte

school

Slide 24 - Question ouverte

STAP 3
Zet de zin in het meervoud.

Een voorbeeld:
Het boek ligt op de tafel.
-->
De boeken liggen op de tafel.

Slide 25 - Diapositive

De bal rolt weg.

Slide 26 - Question ouverte

De kaas ligt op de grond.

Slide 27 - Question ouverte

De school blijft toe.

Slide 28 - Question ouverte

Hoe vond jij deze les? Slepen maar!
Reflectie
Ik vond deze les ...

HEEL LEUK
WEL LEUK
LEERZAAM
MOEILIJK

Slide 29 - Question de remorquage

EINDE!

Slide 30 - Diapositive