Taalbeschouwing Starke Verben Präsens

Sterke werkwoorden

tegenwoordige tijd

Standaard: dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

Hoe zat dat ook alweer?

Cette vidéo n'est plus disponible

standaard: dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

maar…

een a in de stam wordt ä bij du/er/sie/es:

Voorbeeld: laufen (lopen)

ich laufe

du läufst

er/sie/es läuft

wir laufen

ihr lauft

sie/Sie laufen

als de stam eindigt op een -d, of -t wordt de vorm dan toch zo kort mogelijk:

ich rate

du rätst

er/sie/es rät

wir raten

ihr ratet

sie/Sie raten

lange e wordt ie

als de e in de stam lang uitgesproken wordt

 (vb. lesen) dan verandert deze bij 

du/er/sie/es in een ie

ich lese

du liest

er/sie/es liest

wir lesen

ihr lest

sie/Sie lesen

 korte e wordt korte i

als de e in de stam kort uitgesproken 

wordt (vb. sprechen) dan verandert 

deze bij du/er/sie/es in een i

ich spreche

du sprichst

er/sie/es spricht

wir sprechen

ihr sprecht

sie/Sie sprechen

Und jetzt ihr! Ergänze:
[schlafen] . . . . du schon?

[tragen] Er . . . . den schweren Koffer.

Die Katze [waschen] . . . . sich den ganzen Tag.

Und jetzt ihr! Ergänze:
Das kleine Mädchen [brechen] . . . . fast die alte Vase.

[verstehen] . . . . du, was ich meine?

Das [geschehen] . . . . fast nie.

Was [nehmen] . . . . du mit aus Berlin?

[halten] . . . . die Straßenbahn vor dem Theater?

Overgooien

Met random sterke werkwoorden!