H1a: Grammatica: meewerkend voorwerp blok 5

Welkom h1a
Meewerkend voorwerp - uitbreiding
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom h1a
Meewerkend voorwerp - uitbreiding

Slide 1 - Diapositive

Programma

  • Uitleg schrijfopdracht voor cijfer
  • Grammatica blok 5: uitbreiding meewerkend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quiz

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling


Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen

Slide 4 - Diapositive

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Herhaling:

gezegde: alle werkwoorden uit de zin


onderwerp: wie (wat) + gezegde


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp

Slide 6 - Diapositive

Meewerkend voorwerp

aan (voor) wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp


Check daarna of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen.

Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen

Slide 7 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen die aangeven waar, wanneer en/of waarom iets gebeurt.

Geven vaak antwoord op de vraag: waar, wanneer, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?

Let op: begint vaak met een voorzetsel!

Ook, wel, niet en toch zijn ook bijwoordelijke bepalingen


Slide 8 - Diapositive

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?

Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 10 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 14 - Question ouverte

In de rij voor mij staan veel mensen te wachten
A
geen meewerkend voorwerp
B
wel meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 16 - Question ouverte

Extra oefenen

Geef aan je docent door hoeveel procent je goed hebt :)

10 minuten

Slide 17 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Lien

Slide 20 - Lien

Aan de slag! Blok 5, Grammatica
Maak opdrachten: 6.1-3 en 6.4-6
opdracht 8
opdracht 10.1-4 en 10.5-8
timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Exit ticket

Slide 22 - Diapositive