EHBO oefentoets preventie en weefsels en organen

Wat weet ik al ?
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat weet ik al ?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent preventie?
A
Bij brand direct actie ondernemen.
B
Eerste hulp bieden bij ongelukken.
C
De juiste maatregelen nemen om letsel te voorkomen.
D
Inzetten van alle blusmaterialen.

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan breekt giftige stoffen af:
A
de long
B
de nier
C
de lever
D
de huid

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie verleent EHBO?
A
Iedereen
B
De dokters in het ziekenhuis
C
Politie, brandweer en ambulance
D
Alleen mensen met een EHBO-diploma

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is het symbool voor ....
A
Licht ontvlambaar
B
Schadelijk
C
Slecht voor het milieu
D
Giftig

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een etiket staat dit gevaren symbool. Wat betekent dit symbool?
A
Giftig
B
Irriterend
C
Milieugevaarlijk
D
Licht ontvlambaar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke doelgroepen hebben het meeste kans op ongevallen?
A
Baby's en adolescenten
B
Baby's en kinderen
C
Kinderen en pubers
D
Oudere mensen en kinderen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke symptomen kun je niet waarnemen als iemand gevaarlijke stof inslikt?
A
bloedneus
B
sufheid
C
scheefstaande arm
D
Problemen met ademhaling

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk gevaarlijke stof hoort bij deze afbeelding?
A
Zwavelzuur
B
Wasbenzine
C
Onkruidbestrijdingsmiddel
D
Asbest

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk gevaarlijke stof hoort bij deze afbeelding?
A
Zwavelzuur
B
Wasbenzine
C
Onkruidbestrijdingsmiddel
D
Asbest

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moet een slachtoffer altijd zitten of liggen?
A
Anders word het slachtoffer snel moe
B
Dan kan het slachtoffer uitrusten
C
Vanwege het gevaar van flauwvallen
D
Kun je de wond sneller vinden

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een normale ademhaling?
A
4-9 per minuut
B
9-14 per minuut
C
14-18 per minuut
D
18-28 per minuut

Slide 12 - Quiz

bij volwassenen 14 tot 18 maal per minuut;
bij kinderen 20 tot 25 maal per minuut;
bij baby’s 30 tot 40 maal per minuut.
Wat is het grootste gevaar bij brand?
A
De brandbare stof.
B
De hitte.
C
De oorzaak.
D
De rook.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gevaar van koolmonoxide is:
A
Het kleurloos
B
Het is reukloos
C
onzichtbaar
D
Alle drie de opmerkingen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vitale organen?
A
Hart, hersenen, longen
B
Hart, hersenen, nieren
C
Hersenen, lever, nieren
D
Hart, lever, longen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Soms is er ook gevaar voor hulpverleners bij vergiftiging? Bij welke vergiftiging is dat?
A
Vergiftiging door plant
B
Vergiftiging door medicijnen
C
Vergiftiging door gas
D
Vergiftiging door schoonmaakmiddel

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het hart?
A
Het bloed door je lichaam pompen
B
Het besturen van gevoel en gedrag
C
Het opbouw van lichaamscellen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een weefsel?
A
Alle cellen samen in een orgaan
B
Cellen met dezelfde vorm en functie
C
Organen die samenwerken
D
De membraan die om de cel heen ligt

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een 'normale' hartslag?
A
70-110 hartslagen per minuut
B
30-70 hartslagen per minuut
C
110-150 hartslagen per minuut
D
0-30 hartslagen per minuut

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een orgaan is
A
Een groep cellen met dezelfde functie
B
Een groep weefsels die samen een deel vormen met een bepaalde functie

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het stromen van bloed door vaten wordt ook circulatie genoemd. Wat is een ander woord hiervoor?
A
bloeddruk
B
bloedsomloop
C
reanimatie
D
hartstilstand

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een AED?
A
Automatische Externe Defecten
B
Automatische Externe Defibrillator
C
Automatische Elektrische Defibrillator
D
Automatische Eclectische Denkkader

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Reanimeren is:
A
Op het borstbeen duwen en adem inblazen
B
112 bellen en de kleren losmaken
C
112 bellen en adem inblazen
D
112 bellen, kijken of het hart klopt en ademt

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zie je bij iemand de oververhit is?
A
Hevig transpireren en hijgen
B
Hevig transpireren, hijgen en hoesten
C
Hevig transpireren, duizelig, maagkramp, vermoeid, bleke en koele huid
D
Koele huid en vermoeid

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat zijn symptomen van onderkoeling?
A
Rode huid, verwardheid, vertraagde ademhaling
B
Rode huid, verwardheid, versnelde ademhaling
C
Bleke huid, verwardheid, vertraagde ademhaling
D
Bleke huid, verwardheid, versnelde ademhaling

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de woorden naar de juiste plek
kleine bloedsomloop
rechterkamer
zuurstofarm
grote bloedsomloop
linkerkamer
rechterboezem
linkerboezem
zuurstofrijk

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kleine bloedsomloop
Alle organen
Grote bloedsomloop
Hart
Longen

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor gewricht is dit?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke bloeding is hier sprake?
Het bloed komt pulserend (met stoten) uit de wond.
A
slagaderlijke bloeding
B
aderlijke bloeding
C
bloeding uit haarvaten

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vanuit de linkerkamer wordt het bloed het lichaam ingepompt via de
A
leverader
B
poortader
C
cloaca
D
aorta

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
de aorta

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van een "kogelgewricht"?
A
Schouder
B
Knie
C
Pols
D
Enkel

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet dit gewricht?
A
Rolgewricht
B
Scharniergewricht
C
Kogelgewricht
D
Enkel

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef een voorbeeld van een ongeval in en om het huis?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart is een..
A
Holle pees
B
Holle spier

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klein
Groot
Zet de delen van je lichaam op een rij van klein naar groot!
Weefsel
Orgaan
Organen-stelsel
Organisme
Cel

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart heeft .........?
A
3 kamers en 3 boezems
B
4 kamers
C
2 boezems en 2 kamers
D
4 boezems

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaat koolmonoxide?
A
Te weinig zuurstof..
B
Kapotte brander
C
Verkeerde aansluiting.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

sleep naar de juiste plek:
wel een functie van het skelet
geen functie van het skelet
Aanhechtingsplaats voor organen
Beschermt kwetsbare organen
Geeft stevigheid en vorm aan het lichaam
Zorgt dat afvalstoffen het lichaam kunnen verlaten

Slide 41 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een storing in één van de vitale organen
A
is niet zo erg
B
is levensbedreigend
C
zorgt ervoor dat je niet meer kunt bewegen
D
zorgt ervoor dat je het heel koud krijgt

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Dit orgaan heeft meerdere functies. Wat doet dit orgaan nog meer?
A
Het maakt voedsel
B
Het verteert voedsel
C
Het vergroot voedsel
D
Het maakt het bloed schoon

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Text
Sleep de juiste namen naar de juiste organen 
pompen van bloed door het lichaam
voedsel voorbereiden voor vertering
filteren van afvalstoffen uit het bloed 
productie van gal; opslag, opbouw en afbraak van energierijke stoffen
besturen van het lichaam 
zuurstof uit de lucht halen

Slide 44 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder zie je organen uit het menselijk lichaam en de bijbehorende functies. Verbindt het juiste orgaan met de functie
afgifte van warmte
afgifte van urine
opslag van vet
opslaan van glycogeen
uitscheiden van ureum
huid
lever
nieren
pijpbeenderen
urineblaas

Slide 46 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste organen naar de juiste plek in het lichaam
Borstholte
Buikholte
Hart
Dunne darm
Maag
Luchtpijp
Lever

Slide 47 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kogelgewricht

Scharnier-
gewricht
Rol-
gewricht

Slide 48 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions