Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.
Éléments de cette leçon
Mens en zorg.
Eerste hulp bij ongelukken.
Slide 1 - Diapositive
Doelen:
De leerling weet wat een motorische beperking is.
De leerling weet waarop je moet letten bij een verzorging.
De leerling weet welke hulpmiddelen er zijn voor iemand die motorisch beperkt is.
De leerling oefent met de rollator.
Slide 2 - Diapositive
Oefenen:
Klassikaal oefenen van deelopdracht 1.01 (blz. 78), de rautekgreep en stabiele zijligging.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Slide 5 - Vidéo
Slide 6 - Vidéo
Groepjes:
1. Anouar, Ikram, Wassima, Romaissa.
2. Safeddine, Nidah, Ezra , Anniek.
3. Ibrahim, Oumaima, Yasmina.
4. Diego, Aya, Nesrine, Maram.
Slide 7 - Diapositive
Waar staat de afkorting EHBO voor?
A
Eerste Hulp Bij Opmaak
B
Eerste Hulp Bij Ongelukken
C
Eerste Hulp Bij Opvoeden
D
Eerste Hulp Bij Drugs
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Vidéo
Eerste hulp:
Wanneer verleen je eerste hulp?
Wanneer eindigt de eerste hulp?
Doel van de eerste hulp?
Belangrijk bij eerste hulp.
Slide 10 - Diapositive
Volgorde eerste hulp:
Let op gevaar.
Ga na wat er is gebeurd en verplaats het slachtoffer bij gevaar.
Controleer het bewustzijn.
Controleer de ademhaling.
Handel bij levensbedreigend letsel en ziekte.
Slide 11 - Diapositive
1. Let op gevaar:
Als je hulp verleent bekijk je eerst of jij zelf geen gevaar loopt.
Verkeersongeluk, brand of vechtpartij kunnen een reden zijn dat je geen hulp biedt, bel dan het alarmnummer.
In andere gevallen zorg je ervoor dat jij, de mensen eromheen en het slachtoffer geen gevaar lopen.
Maatregelen nemen: veiligheidsvest aantrekken.
Volg de aanwijzingen van de professionele hulpverlening op.
Slide 12 - Diapositive
2. Verplaats het slachtoffer bij gevaar:
Je mag het slachtoffer niet onnodig verplaatsen.
In een situatie waarbij het slachtoffer of jij zelf gevaar loopt, zorg je er wel voor dat het slachtoffer verplaatst wordt (bijvoorbeeld bij brand of een drukke snelweg).
Rautek- greep
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
3. Controleer het bewustzijn:
Bij een ongeval ga je eerst na wat er is gebeurd.
Je begint met het controleren of het slachtoffer nog bij bewustzijn is (reageert niet op aanspreken of aanraken).
Is het slachtoffer bewusteloos, dan dreigt er direct levensgevaar.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
4. Controleer de ademhaling:
Als het slachtoffer niet meer ademt komt er te weinig zuurstof in het lichaam. Hierdoor komt het slachtoffer in gevaar.
Hoe stel je vast of het slachtoffer nog ademt?
Kijken: je kijkt of de borstkas omhoog komt
Luisteren: je luistert bij de mond en de neus of je ademhaling hoort (kinlift)
Voelen: je voelt met je wang of het slachtoffer er lucht tegen uitademt.
Ligt het slachtoffer op de rug, dan kan dit de luchtweg belemmeren. Om de luchtweg open te houden leg je het slachtoffer daarom in de stabiele zijligging.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
5. Handel bij levensbedreigend letsel en ziekte:
Je zorgt dat professionele hulp gebeld wordt (ambulance, politie of brandweer).
Als jij eerste hulp biedt, dan laat je het slachtoffer niet alleen.
Je laat iemand anders bellen naar de alarmcentrale. Zeg tegen de beller dat hij ook weer terugkomt.
Slide 19 - Diapositive
Centralist
Als je met het alarmnummer belt krijg je een centralist aan de lijn. Deze stelt vragen zoals:
Waar is het slachtoffer, wat is er gebeurd en is het slachtoffer aanspreekbaar?
Ademt het slachtoffer? Of heeft het slachtoffer ernstige bloedingen?
Belangrijk: de professionele hulpverlening moet precies weten waar het slachtoffer zich bevindt.
Je blijft net zo lang doorgaan met het bieden van eerste hulp totdat de professionele hulpverlening zegt dat ze het van je overnemen.
Centralist
Slide 20 - Diapositive
Betrokken zijn bij een ernstig ongeval is vaak schokkend en kan angst oproepen.
Het slachtoffer heeft dan iemand nodig die hem geruststelt.
Belangrijk: geeft het slachtoffer het vertrouwen dat hij op je kan rekenen.
Blijf kalm en vriendelijk, begrip hebben voor zijn angst of boosheid, naast het slachtoffer te knielen, oogcontact maken met het slachtoffer of te vertellen wie je bent.
1. Verplaats het slachtoffer bij gevaar 2. controleer het bewustzijn 3. let op gevaar 4. Controleer de ademhaling 5. handel bij levensbedreigend letsel en ziekte
A
1 - 2 - 3 - 5 - 4
B
3 - 1 - 2 - 4 - 5
C
3 - 4 - 2 - 1 - 5
D
1 - 3 - 2 - 4 - 5
Slide 23 - Quiz
Bij EHBO zijn er 4 regels waaraan je je moet houden. Wat is geen regel van de EHBO?
A
Let op gevaar
B
Zorg voor deskundige hulp
C
Versleep het slachtoffer van de plaats waar hij ligt of zit.
D
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
Slide 24 - Quiz
Welke handeling doe je bij iemand die bewusteloos is?
A
Greep van Heimlich
B
Stabiele zijligging
C
Greep van rautek
D
Reanimeren
Slide 25 - Quiz
Iemand heeft een grote bloedende wond waar een voorwerp uitsteekt. Wat moet de EHBO’er doen?
A
Het voorwerp eruit halen en dan de wond dichtdrukken.
B
Het voorwerp laten zitten en daaromheen drukken, direct op de wond.
C
Het voorwerp eruit halen en dan de wond verbinden.
D
Op het voorwerp drukken en iemand anders vragen om op de huid rondom de wond te duwen.
Slide 26 - Quiz
Als het slachtoffer bewusteloos is, dan:
A
dreigt er direct levensgevaar
B
kijk je eerst of er ander letsel is
C
verplaats je het slachtoffer naar een beschutte plek