4T H2 Lezen - verbanden en signaalwoorden in een tekst



Hoofdstuk 2: Lezen (blz. 42)
- iPad en boek op tafel
- Log in op LessonUp
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon



Hoofdstuk 2: Lezen (blz. 42)
- iPad en boek op tafel
- Log in op LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:

Je kunt veelvoorkomende verbanden en signaalwoorden herkennen, benoemen en begrijpen.

Slide 2 - Diapositive







  • In deze tekst worden nogal wat misdrijven opgesomd. Noteer ze.
  • Rijden in een auto zonder toestemming.
  • Rijden zonder rijbewijs.
  • Te veel alcohol in je bloed
  • Schade gereden aan hek/auto van een ander.
Startopdracht

Slide 3 - Diapositive






  • Wat is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het ongeluk?
  • Het rijden zonder rijbewijs.
  • Waarover blijft de politie zich verwonderen (al. 3)?
  • De politie blijft zich verwonderen over allerlei zaken die voorvallen. Vooral vanwege het feit dat dus blijkt dat de 18-jarige helemaal geen rijbewijs heeft en denkt dat hij gewoon rijexamen kan doen.
Startopdracht

Slide 4 - Diapositive

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 5 - Diapositive

chronologisch verband (tijd)

voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 6 - Diapositive

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten slotte,vervolgens, tevens, bovendien


Voorbeeld:
• Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. (= uitspraak/bewering)
 In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen. (= opsomming van drie zaken)

Slide 7 - Diapositive

Tegenstelling
maar, echter, hoewel, daarentegen, in tegenstelling tot (i.t.t.), in plaats van (i.p.v.),
ook al, niettemin, weliswaar, toch, integendeel, aan de ene kant, aan de andere kant

Voorbeeld:

Quinten is een ontzettend avontuurlijke vent. (= uitspraak)
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven. (= tegenstelling)

Slide 8 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
hierdoor, waardoor, daardoor, zodat, door, doordat

te danken aan = positief
te wijten aan = negatief
De boom voor mijn huis is omgewaaid doordat het zo hard heeft gestormd. 

Slide 9 - Diapositive

middel - doel
hiermee, waarmee, daarmee, met, met behulp van (m.b.v.), door middel van (d.m.v.), om te, opdat, voor
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. (= doel)
Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die organisatie aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie (= middel)

Slide 10 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden (m.a.w.), dit houdt in, zo, zoals, een voorbeeld hiervan is, ter illustratie

Voorbeeld:

In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen en sporten.

Slide 11 - Diapositive

reden/argument
 Er wordt een reden gegeven voor een eerder genoemde uitspraak. Waarom is dat zo?
- Er is sprake van een menselijke wil/motivatie

Signaalwoorden:
want, omdat, daarom, vanwege, wegens, namelijk, aangezien, immers, dan
Ik vind veel geld verdienen erg belangrijk (mening), want dan weet ik zeker dat ik geen geld van mijn vrienden hoef te lenen (argument).

Slide 12 - Diapositive

Voorwaarde
als, indien, tenzij, mits, wanneer, op voorwaarde dat

Slide 13 - Diapositive

samenvatting 
samengevat, kortom, al met al, alles bij elkaar (genomen)

Slide 14 - Diapositive

conclusie
dus, dat betekent, concluderend, hieruit volgt dat
De brugklassers hebben vandaag de kantine versierd, hapjes verzorgd en na afloop van het feest alles netjes opgeruimd. Dus ze hebben erg veel gedaan.

Slide 15 - Diapositive

Van welk verband is sprake in deze zin:
Veel scholieren slaan het ontbijt over, omdat het te veel tijd kost.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 16 - Quiz

Van welk verband is sprake in deze zin: Doordat het heeft geregend, is de straat nat.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 17 - Quiz

Van welk verband is sprake in deze zin:
Om een voldoende te halen, moet je veel oefenen.
A
voorbeeld
B
middel-doel
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 18 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 19 - Question de remorquage

Ik begrijp nu wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 1 (blz. 43 t/m 47)

Volgende keer bespreken we  de tekst.

Slide 21 - Diapositive