Organisatie blok 1.8 week 3 di/vr

Organisatie 
Blok 1.8 - week 3
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
OrganisatieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Organisatie 
Blok 1.8 - week 3

Slide 1 - Diapositive

Inhoud van de les
Herhaling van alle stof over het gehele schooljaar.
Het doel hiervan is dat je genoeg bagage hebt om naar het tweede leerjaar te gaan. 
Deze LessonUp bevat oefeningen en vragen over de onderwerpen die horen bij opdracht 1.8.3: 
- Zorgverzekeringsstelsel
- Logistiek
- Zenuwstelstel
- WGBO


Slide 2 - Diapositive

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen. Je betaalt dan:
A
Meer premie
B
Minder premie
C
Evenveel premie

Slide 3 - Quiz

De kosten van een basiszorgverzekering...
A
Is afhankelijk van je leeftijd
B
Zijn gelijk aan je zorgtoeslag
C
Zijn voor iedereen hetzelfde
D
Zijn gratis voor kinderen vanaf 18 jaar

Slide 4 - Quiz

Een bezoek aan de huisarts wordt vergoed vanuit het basispakket.

Welke wet regelt de verzekering van een huisartsbezoek? 
A
Wet langdurige zorg
B
Wet Maatschappelijke zorg
C
WGBO
D
Zorgverzekeringswet

Slide 5 - Quiz

Hoe hoog is op dit moment het eigen risico?
A
€ 885
B
€ 285
C
€ 385
D
€ 425

Slide 6 - Quiz

Een groothandel is collecterend wat wil dat zeggen?
A
De groothandel besteld geneesmiddelen en hulpmiddelen bij diverse fabrikanten
B
de groothandel levert goederen zoals geneesmiddelen aan verschillende bedrijven
C
de groothandel besteld bij 1 fabriek en levert vervolgens goederen aan verschillende bedrijven

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je de voorraad die je volgens je administratie in voorraad zou moeten hebben?
A
normvoorraad
B
theoretische voorraad
C
fysieke voorraad

Slide 8 - Quiz

Wat is juist? 
A
Het opvangen van de levertijden noemen we de “bufferfunctie” van voorraadbeheer
B
De "bufferfunctie" is het magazijn in een praktijk/apotheek
C
De "bufferfunctie" is je digitale "winkelwagen" in het bestelsysteem

Slide 9 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de logistieke grondvorm?
A
De weergave van de fysieke goederenstroom binnen een praktijk/apotheek
B
De weergave van de goederenstroom van fabriek naar praktijk/apotheek
C
Het bestelsysteem van de producten bij de groothandel

Slide 10 - Quiz

Welke stelling over de LIFO methode is juist?
A
Is de meest gebruikte methode voor opslag van producten
B
Kan je alleen gebruiken bij onbederfelijke producten, dus zonder houdbaarheidsdatum

Slide 11 - Quiz

Wat betekent FIFO

Slide 12 - Question ouverte

Wat is bij voorkeur de manier om binnen gekomen geneesmiddelen en producten op te ruimen in de voorraad?
A
FIFO
B
LIFO

Slide 13 - Quiz

Wat is voorraadbeheer?
A
Taken in de organisatie rondom het bestellen van goederen en materialen
B
Een systeem waarin zorgverleners elkaars patiëntgegevens kunnen raadplegen
C
Een computersysteem om producten te bestellen

Slide 14 - Quiz

Het ruggenmerg is een onderdeel van
A
de hersenstam
B
de kleine hersenen
C
de zenuwen
D
het centrale zenuwstelsel

Slide 15 - Quiz

Wat is een ander woord voor het animale zenuwstelsel?

Slide 16 - Question ouverte

Een zenuwcel bestaat uit
A
een groot cellichaam
B
dendrieten en axon
C
knopen van Ranvier
D
alle bovenstaande

Slide 17 - Quiz

Het sympatisch zenuwstelsel zorgt voor een reactie bij stress en inspanning
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Het perifere zenuwstelsel bevindt zich .... de schedel en de wervelkolom
A
buiten
B
binnen
C
beide
D
geen van beide

Slide 19 - Quiz

Lars heeft hoofdpijn. Het pijnsignaal wordt ontvangen door...
A
De hypothalamus
B
De thalamus

Slide 20 - Quiz

De thalamus ligt in ...
A
het ruggenmerg
B
hersenstam
C
in de tussenhersenen
D
in de kleine hersenen

Slide 21 - Quiz

Ander woord voor een zenuwcel is
A
hypofyse
B
neuron
C
dendriet
D
axon

Slide 22 - Quiz

Wat is te zien bij nummer 4?
A
Axon
B
Synaps
C
Cellichaam
D
Dendriet

Slide 23 - Quiz

Wat is te zien bij nummer 1?
A
Dendriet
B
Celkern
C
Cellichaam
D
Myelineschede

Slide 24 - Quiz

Wat is te zien bij nummer 5?
A
Knoop van Ranvier
B
Celkern
C
Cellichaam
D
Myelineschede

Slide 25 - Quiz

Een arts mag te allen tijde de behandelingsovereenkomst opzeggen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

In welke wet is het inzagerecht geregeld?

Slide 27 - Question ouverte

Waar staat WGBO voor?
A
Wet gedrag bewustwording overeenkomst 
B
Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst 
C
wet op de geneesmiddelen overeenkomst

Slide 28 - Quiz

Wat is wilsonbekwaamheid?
A
Dat de patiënt niet wil meewerken aan een behandeling
B
Dat de patiënt door omstandigheden niet in staat is om duidelijk te maken wat hij wil
C
Dat de patiënt niet kan praten of bewusteloos is

Slide 29 - Quiz

Zodra je met een bultje op je arm bij de huisarts komt voor een behandeling, ga je een geneeskundige behandelingsovereenkomst aan. 
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz