Donderdag 20 januari

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 
  • Maak je mobiel alvast klaar om in te leveren 

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Goedemorgen! 
Goed dat je er bent.
 
  • Maak je mobiel alvast klaar om in te leveren 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1e lesuur:
8.45 - 9.30
Nederlands

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Je leert onderscheid te maken tussen feiten, meningen en argumenten.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kun jij in één of twee woorden vertellen wat je van dit schilderij vindt?

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Feiten, meningen en argumenten
Feiten: kun je controleren. Vaak kun je opzoeken of iets waar is of niet. 

Voorbeeld: water kookt bij 100°c.

Een mening: is iets dat iemand vindt. Je hoeft het hier dus niet mee eens te zijn.

Argumenten: gebruik je om jouw mening te verdedigen of om uit te leggen waarom je iets vindt. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zo herken je feiten, meningen en argumenten

  • Kijk of je het kunt controleren. Ja: het is een feit. Nee: het is een mening.
  • Een mening herken je soms aan woorden, zoals ik vind en volgens mij.
  • Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, daarom en namelijk.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de volgende zin een feit, een mening of een argument?

Ik vind dat hamsters de beste huisdieren zijn.
A
feit
B
mening
C
argument
D
geen van allen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de volgende zin een feit, een mening of een argument?

Een ananas heeft minimaal een jaar nodig om te groeien.
A
argument
B
mening
C
feit
D
geen van allen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2e lesuur:
9.30 - 10.15
Wiskunde

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3e lesuur:
10.30 - 11.15
Engels

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
After this lesson you:
  • know words about shopping;
  • know some adverbs of frequency;
  • can use the adverbs correctly.



Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1

Slide 18 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

00:00
Watch the clip about shopping and write down a few things that you saw that were weird.

After the video, discuss your answers. 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Now discuss what you saw in the video.


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppel de Engelse woorden aan hun Nederlandse vertaling.
bezorgen
munt
briefje
rij
kleingeld
note
deliver
change
coin
queue

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency zijn bijwoorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt.  

Ze hebben vaak betrekking op het werkwoord in de zin. 
Voorbeeld:
  • I always cycle to school.    (Ik fiets altijd naar school.)
  • I am never late.   (Ik ben nooit te laat.)

More adverbs of frequency are: daily, hourly, often, regular, sometimes, maar ook bijvoorbeeld: twice a month

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Find the adverb of frequency in the sentence:

I ususally feel great when I am at school!
A
feel
B
when
C
usually
D
at school

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Write down the adverb(s) of frequency from the this sentence:

I love going shopping every week.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppel de Nederlandse woorden aan hun Engelse vertaling.
daily
often
weekly
never
sometimes
wekelijks
dagelijks
soms
nooit
vaak

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4e lesuur:
11.15 - 12.00
Geschiedenis

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5e lesuur:
12.30 - 13.15
Biologie 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke drie soorten bloedvaten zijn er?

Slide 32 - Question ouverte

– slagaders
– haarvaten
– aders
Bevatten de meeste slagaders veel of weinig zuurstof?
A
veel zuurstof
B
weinig zuurstof

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de afbeelding hiernaast zie je een mug die in een slagader prikt. In het echt gebeurt dat niet zo gauw.

Noem twee redenen waarom een mug niet zo gauw in een slagader zal prikken.

Slide 34 - Question ouverte

– De slagaders liggen diep in het lichaam.
– De wanden van slagaders zijn dik.
Aan de slag!
timer
30:00

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6e lesuur:
13.15 - 14.00
BeVo


Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

14.00 - 14.30
SoVa/Burgerschap/LOB/Ontspanning

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions