Demonstrative pronouns

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Demonstrative Pronouns

(Aanwijzend Voornaamwoorden)

Demonstrative pronouns

Wanneer gebruik je welk aanwijzend voornaamwoord?

Om te beslissen welk aanwijzend voornaamwoord je wanneer moet gebruiken moet je jezelf de volgende vragen stellen:

1. Is het ding dichtbij of ver weg?

2. Is het ding enkelvoud of meervoud?

	Dichtbij	Ver weg
Enkelvoud
Meervoud

This

That

These

Those

this/that/these/those

• this > 1 (voorwerp) dichtbij
• that > 1 (voorwerp) ver weg

• these > 2 of meer (voorwerpen) dichtbij
• those > 2 of meer (voorwerpen) ver weg

Wanneer gebruik je welke?

THIS     (1)

THESE (2 of meer)

this apple = deze appel

this book = dit boek

these apples = deze appels

these books = deze boeken

THAT     (1)

THOSE (2 of meer)

that apple = die appel

that book = dat boek

those apples = die appels

those books = die boeken

THIS/THESE/THAT/THOSE

Let's practice!

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.

1. this
2. these
3. that
4. those

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!

1. This
2. That
3. These
4. Those

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here

1. This, This
2. That, That
3. This, That
4. That, This

What are all those cars doing over there?

1. correct
2. incorrect

How did you get these jacket?

1. correct
2. incorrect

Where are you going on holiday those year?

1. correct
2. incorrect

All Right: what to do for today:

 Unit 2 • lesson 1 about Hogmanay; do exercise 2.

Study pages 83 84 85 : vocabulary lesson 2 + plural

Homework: Tuesday November 23

Malmberg unit 2; ex 2 lesson 1

Malmberg unit 2  lesson 2 exercises 7 + 8 pages 56 57

Study page 83 84 85 this/that

Finish Lesson Up Friday  November 19 this week before Friday