Dans les (good practices: Multifunctioneel Dominospel)

GOEDEMIDDAG 
     ALLEMAAL!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
CKVMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

GOEDEMIDDAG 
     ALLEMAAL!

Slide 1 - Diapositive




PLANNING VAN VANDAAG:
1. Leerdoelen
2. Wat is nu eigenlijk 'dans'?
3. De 5 verschillende (hoofd) dansstijlen
> Spelopdracht en samenwerken
4. Creatieve denkopdracht
5. Terugblik
Planning van vandaag:




DANS!

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je...

1. In eigen woorden uitleggen wat de kunstvorm 'dans' kan betekenen
2. De vijf verschillende (hoofd) dansstijlen herkennen 
3. De vijf verschillende (hoofd) dansstijlen benoemen aan de hand van bijbehorende kenmerken
4. Door een creatieve opdracht kennismaken met het vormgevingsaspect 'ruimte' wat kan bijdragen aan een dansstijl

Slide 3 - Diapositive

Wat is nu eigenlijk 'dans'?
en welke dansstijlen ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Dans
Theaterdans > professionele danser die met het (bewegende) lichaam iets wil vertellen of laten zien ("artistieke bedoeling") én voor een publiek!

Dans kan: in je eentje of met meerdere (onbekende/vrienden/dansgroep)
  • Ter ontspanning
  • Om iets te vieren (uitgaan/club)
  • Gevoelens uiten
  • Versieren


Slide 5 - Diapositive

Waarom leren jullie over dans?
  • Verhaal vertellen door uitdrukkingskracht van lichaam
  • Fysieke beeldtaal leren herkennen en interpreteren
  • Je eigen fysieke mogelijkheden verkennen

  • Eigen leven> emoties uitdrukken met je lichaam en de lichaamstaal van een ander kunnen begrijpen.
    (denk aan:  gebaren, gezichtsuitdrukking (mimiek), lichaamsbewegingen)


Slide 6 - Diapositive

5 verschillende dansstijlen

Spelopdracht! 
(Hoofdstuk 15 in je boek)


 Kijk aandachtig! 
Maak aantekeningen van wat je ziet.
Wat moet je doen?

1. We bekijken 5 verschillende korte clips van een dansstijl 
2. Je krijgt van mij 1 envelop met de 5 hoofdstijlen en allerlei kenmerken 
3. Met je buurman/buurvrouw ga je overleggen en proberen te achterhalen welke kenmerken horen bij de juiste dansstijl (a.d.h.v. enkel de video's)

Slide 7 - Diapositive

Waar ga je op letten?

Hoe analyseer je een dansvoorstelling?

  • Wat zie je aan de bewegingen?
  • Wat valt je op aan de dansers?
  • Wat zie je in de ruimte 
  • Hoe benutten de dansers de ruimte?
  • Wat voor muziek hoor je?

  • Beweging: Groot/Klein - Sierlijk/strak 
Hoog - midden -laag

  • Ruimte (compleet benut? Specifieke plek? of meer in het midden?)
  • Kostuums
  • Voetenwerk

Slide 8 - Diapositive

1. Romantisch ballet (1820-1870)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

2. Moderne dans (1900-heden)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

3. Jazz-, show- en musicaldans (1930- heden)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

4. Urban dance (1980-heden)

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

5. Werelddans  
(200 V. Chr-heden)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo



1. Romantisch ballet
2. Moderne dans
3. Jazz-, show en musicaldans
4. Urban dance 
5. Werelddans
Met je buurman/buurvrouw ga je overleggen en proberen te achterhalen welke kenmerken horen bij de juiste dansstijl (a.d.h.v. enkel de video's en aantekeningen)



> Categoriseren! Leg de kenmerken onder/ bij de juiste stijl
> Zorg dat je samen tot een overeenkomst komt

> Daarna gezamenlijk bespreken
timer
5:00
Opdracht


Slide 19 - Diapositive

Antwoorden
1. Romantisch ballet
  • Romantiek 19e eeuw (1820-1870)
  • Sprookjes achtige verhalen worden getoond
  • Nadruk op tegenstellingen als goed-kwaad/ aards-spiritueel
  • Dansers bewegen sierlijk met concrete gebaren
  • Balletmime
  • Spitzen

Slide 20 - Diapositive

Antwoorden
2. Moderne dans:
  • Begin 20e eeuw (1900-heden)
  • Zet zich af tegen het klassieke ballet 
  • Stevig met de voeten op de grond
  • Rennen, vallen en rollen (alledaagse bewegingen)
  • Er hoeft geen duidelijke verhaallijn meer in te zitten
  • Abstracte en expressieve bewegingen
  • Choreografie roept gevoelens en gedachten op over thema's als liefde, dood en afscheid overbrengen

Slide 21 - Diapositive

Antwoorden
3. Jazz-, show en musicaldans

  • Begin 20e eeuw (1930-heden)
  • Traditionele Afrikaanse dans gemengd met westerse dans (Amerika)
  • Lichaamsdelen bewegen afzonderlijk van elkaar
  • Benen constant lichtgebogen 
  • Musicals, shows en films gebruiken deze dansstijl vooral
  • Soms ook tapdans

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden
4. Urban dance 
  • 1980 tot heden
  • Verzamelnaam voor dansvormen
  • Hiphop- en popcultuur: streetdance, breakdance, dancehall
  • Stijlen zijn aan (muziek) trends gekoppeld
  • Afro-Amerikaanse oorsprong
  • Regelmatig komen er nog nieuwe stijlen bij!
  • Ontstaan: op plaatsen waar jonge dansers elkaar ontmoeten (hoeft geen dansschool te zijn)
  • Is ook steeds vaker in het theater te zien

Slide 23 - Diapositive

Antwoorden
5. Werelddans
  • 200 v. Chr tot heden
  • Verzamelnaam voor danssoorten die behoren tot een cultuur, volk of land
  • Flamenco/Tango/Salsa/Afrikaanse dans/Klompen dans
  • Bevatten een verhaal of symboliek en zijn voor een publiek
  • Doel om weersomstandigheden te veranderen of goden te eren 
  • Religie kan ook een grote rol spelen hier
  • Iedere dans is verbonden met een eigen specifieke muziekstijl

Slide 24 - Diapositive

Creatieve opdracht
Stel jij bent een choreograaf (ontwerper van een dans)...

1. Welke locatie zou jij dan kiezen om een dansvoorstelling te maken? 
            (in je eigen woonplaats of ergens anders op de wereld) 
2. Welke dansstijl zou in deze gekozen omgeving goed passen en waarom?
            (denk aan de soort bewegingen die gemaakt worden, groot/klein hoog/laag bij de grond) 
3. Welk verhaal/statement (emotie) wil jij vertellen of uitdrukken met deze dans? 
            (Sluit dat ook aan bij de omgeving en de dansstijl?) 
4. Schets een beeld van hoe deze dansvoorstelling eruit zou zien ?
           (Denkend aan: omgeving, hoeveelheid dansers, opstelling (waar staan alle dansers?),                         waar bevindt het publiek zich?)

Slide 25 - Diapositive

Terugblik
Aan het einde van de les kan je...

1. In eigen woorden uitleggen wat de kunstvorm 'dans' kan betekenen
2. De vijf verschillende (hoofd) dansstijlen herkennen 
3. De vijf verschillende (hoofd) dansstijlen benoemen aan de hand van bijbehorende kenmerken
4. Door een creatieve opdracht kennismaken met het vormgevingsaspect 'ruimte' wat kan bijdragen aan een dansstijl

Slide 26 - Diapositive

Literatuur



  • Perkins, "The Intelligent Eye" (Getty Publications, 1994)
    (4 denkhoudingen bij het kijken naar kunst: Neem de tijd, breed en avontuurlijk, diep en helder en georganiseerd)
  • Hoogstraat en Vels Heijn, "De leertheorie van Kolb in het museum"
     (Actief experimenteren/concrete ervaring)
  • Janssen, Fulshof en van Veen, "Uitdagend gedifferentieerd onderwijs."
   (Hele taak eerst)

  • Anderson en Krathwohl, "Herziene taxonomie van Bloom

    (analyseren/categoriseren/onderscheiden etc.)
     
  • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: de docent als regisseur (Groningen: Noordhoff Uitgevers, Vijfde druk., 2020).
   
    (Coöperatief leren/Samenwerkend       leren)

Slide 27 - Diapositive