Basisstof 1, genotype en fenotype, h2d

Maandag 18 mei, 11.30 uur, h2d
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. Aanmelden klas in LessonUp, via emailadres met code: nmfeh
3. Nabespreken quiz
4. Uitleg basisstof 1, erfelijkheid en evolutie, thema 5


HW voor maandag 25 mei, 11.30 uur:
Lezen basisstof 1, blz. 8 t/m 11 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 3
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maandag 18 mei, 11.30 uur, h2d
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. Aanmelden klas in LessonUp, via emailadres met code: nmfeh
3. Nabespreken quiz
4. Uitleg basisstof 1, erfelijkheid en evolutie, thema 5


HW voor maandag 25 mei, 11.30 uur:
Lezen basisstof 1, blz. 8 t/m 11 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 3

Slide 1 - Diapositive

Erfelijkheid
Erfelijkheid

Slide 2 - Diapositive

Erfelijkheid

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoelen:
  1. Je kunt het verschil uitleggen in genotype en fenotype.
  2. Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 

Slide 4 - Diapositive

Chromosomen en DNA, waar zit dat?
  • Een organisme bestaat uit cellen
  • In die cellen zitten celkernen 
  • Die celkernen bevatten chromosomen
  • De chromosomen bestaan uit DNA (desoxyribonucleïnezuur)

Slide 5 - Diapositive

Nodig voor een antwoord uit het huiswerk van basisstof 1. 

Slide 6 - Diapositive

Chromosomen
  • Een mens heeft 23 paar chromosomen in iedere celkern van een gewone lichaamscel.
  • De beide chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook dezelfde erfelijke eigenschappen. 
  • Alleen kan de ínhoud van de erfelijke eigenschappen verschillen. 




Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Genen 
Een gen bevat een code met informatie voor één erfelijke eigenschap.
Op een chromosoom liggen veel genen (enkelvoud = gen)
Ieder gen heb je twee keer:

*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je moeder
*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je vader

Je hebt duizenden genen van je ouders meegekregen, dus duizenden erfelijke eigenschappen.


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Iedere cel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme (het genotype).
Deze zin is een antwoord op een vraag uit het huiswerk van basisstof 1. 

Slide 13 - Diapositive

Fenotype en genotype
Fenotype: het uiterlijk van een organisme
  • eenvoudig aan te passen
  • wordt bepaald door invloeden uit de omgeving
  • wordt bepaald door je DNA

Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  • niet aan te passen
  • erf je van je ouders
  • aanpassing alleen door mutaties (basisstof 3)

Slide 14 - Diapositive

genotype= complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen

fenotype = zichtbare eigenschappen 
(erfelijke eigenschappen + invloeden uit het milieu)

Slide 15 - Diapositive

5 vragen

Slide 16 - Diapositive

1 (5). Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 17 - Quiz

2 (5). Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 18 - Quiz

3 (5). Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 19 - Quiz

4 (5). Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 20 - Quiz

5 (5). Heeft een vlieg hetzelfde fenotype als de larve waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 21 - Quiz